Koen Van Synghel in De Standaard (08-03-2003) over het Huis aan de Voorne
Nieuwe gebouwen van Monnikenheide. Architect: Jo Peeters
Huis aan de Voorne, een project beschermd wonen van Monnikenheide. Architect: Dirk Somers
Afscheidsbrief aan de Vlaamse Bouwmeester
Een jaar Vlaamse Bouwmeester: iets om fier over te zijn
"Afscheidsbrief aan de Vlaamse Bouwmeester"
(uit: "A+", tweemaandelijks tijdschrift voor architectuur, Stedenbouw, Design, Beeldende Kunst. Februari / maart 1/2000; p. 65-67.)
Beste bOb,
Ik droom van kunstwerken en ik droom van een brug over de Schelde om de Antwerpse ring te sluiten. Daarenboven wil ik een brug die een "kunstwerk" is, zowel technisch als architecturaal en daarom had Vlaanderen een Bouwmeester nodig. Het zal je niet verwonderen dat ik echt kan genieten van "kunstwerken"; ze stralen kracht en schoonheid uit en zijn een uitdrukking van het menselijk kunnen.
"Gebouwen behoren tot de meest kenmerkende en duurzame getuigenissen van de cultuur waarin ze zijn ontstaan." Deze zin van Francis Strauven uit het Jaarboek voor Architectuur in Vlaanderen 90-93, werd overgenomen in mijn beleidsbrief "Vlaanderen herkenbaar aanwezig" van 1995. Ik was toen als Vlaams minister voor Financiën en Begroting ook bevoegd voor de huisvesting van de diensten van de Vlaamse overheid en ik nam toen de handschoen op om een kwaliteitsvol overheidsbeleid ter zake uit te werken. Maar niet alleen gebouwen behoren tot de meest kenmerkende en duurzame getuigenissen van de cultuur waarin ze ontstaan, ook bruggen en wegen, ook de uitbouw van de stedelijke en landelijke omgeving en de wijze waarop we onze monumenten en onze landschappen restaureren... Hoe kon ik daarin een kentering teweeg brengen? Ik begon bij de gebouwen en stapte af van de regel dat enkel de functionaliteit en de inplantingsplaats van een ministerie of ander overheidsgebouw belangrijk zijn. De architecturale kwaliteit was voor mij minstens even belangrijk. De Vlaamse overheid moet immers een kwaliteitsvolle overheid zijn, op alle terreinen. Een herkenbare aanwezigheid van de overheidsgebouwen is zeker een aspect van dit beleid. De overheid moet daarbij een voorbeeldfunctie vervullen.
Mijn inspiratie vond ik in Nederland en in Catalonië. Nederland heeft al honderd jaar een Rijksbouwmeester en Catalonië en de Catalaanse overheid zijn doordrongen van architectuur. Niets, geen enkel bouwsel, infrastructuurwerk, landschapsingreep of wat dan ook wordt er te min bevonden om er een goede architect op te zetten: van een containerpark in Girona tot een waterzuiveringsinstallatie in Palafolls. De Catalaanse overheid dwingt hierdoor, in binnen- en buitenland, respect af.
Twee belangrijke momenten onderbouwden verder mijn mening. De stad Antwerpen organiseerde in april 1998 een belangrijk "Procescongres", op zoek naar een mogelijke praktijk voor "stedelijkheid en kwaliteit". In juni 1997 kwamen op initiatief van het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie beleidsambtenaren samen om rond architectuur en beleid na te denken en aanbevelingen te formuleren. De conclusies onderschreven mijn visie: de inrichting en de vormgeving van de leefomgeving vormen een belangrijke cultuuruiting; het is van groot belang dat de overheid als opdrachtgever het goede voorbeeld geeft en de private sector stimuleert om eveneens te streven naar een optimale architectonische, stedenbouwkundige en landschapsarchitectonische kwaliteit; de voorbeeldfunctie van de overheid dient ook tot uitdrukking te komen in de wijze waarop het bouwproces zodanig wordt georganiseerd dat een hoge kwaliteit wordt bereikt.
Architecturale kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van een viertal aspecten. De gebruikswaarde, de belevingswaarde, de toekomstwaarde en de omgevingswaarde.
Een goede architectuur steunt op drie pijlers. Vooreerst is er de bouwheer, de opdrachtgever. Die moet weten wat hij wil, moet visie hebben. Daarnaast is er de keuze van de architect, de vakman die het schijnbaar onverenigbare in een concept verwerkt en het tot een ontwerp maakt. En tenslotte is er het bouwproces zelf waarin alle actoren elkaar moeten verstaan en respecteren. De Vlaamse overheid moet uitmunten in de eerste pijler, een visie hebben, en daarnaast moet de overheid uitmunten in een goede keuze van de architect.
Aan een aanbod ontbreekt het alvast niet. In Vlaanderen wonen en werken vele jonge architecten wiens werk gerust gezien mag worden. Ik beschouw het eveneens als een essentiële overheidstaak om een omgeving te creëren waar deze mensen op een creatieve manier hun brood kunnen verdienen. De uitstraling van Vlaanderen kan er maar wel bij varen. En laten we dan net als in Nederland op een verstandige manier omgaan met de overheidsopdrachtenwetgeving, zodanig dat deze niet verstikkend werkt voor de Vlaamse projecten.
Vernam ik niet dat je daarin intussen reeds geslaagd bent en dat je van Europa het licht op groen kreeg om te werken met een lijst van architect-kandidaten voor de tachtig projecten die je voor volgend jaar reeds aangemeld kreeg. Kan je nu inderdaad reeds per project onderhandelen met telkens vijf architecten, door een open Europese oproep te plaatsen voor de alle tachtig projecten, groot en klein? Een wedstrijd kan boeiend zijn, maar bevredigt toch niet altijd. Alhoewel ik mij kan voorstellen dat ook een bouwmeester nog veel ervaring opdoet met de vele jury's waarin je op dit ogenblik wordt gevraagd aan deel te nemen.
Het was duidelijk dat binnen de administratie en de regering te weinig know-how en natuurlijke kracht aanwezig was om de juiste opdrachtgever te worden. En daarom moesten we andere wegen bewandelen. Ik vond die specifieke inspiratie in Nederland. Reeds honderd jaar werkt daar de Rijksbouwmeester, die door een goede keuzepolitiek van architecten een kwaliteitsvolle overheidsarchitectuur kan uitbouwen.
Nederland was een goed voorbeeld, maar hoe zou ik nu de juiste bouwmeester vinden? Waren er geschikte architecten in Vlaanderen? Hoe kon ik objectief de juiste man of vrouw vinden?
Het head-huntingbureau Heidrick & Struggles is op zoek gegaan, in binnen- en buitenland. Na een sterke selectie kon jij, bOb Van Reeth op 1 januari 1999 in dienst treden als Vlaamse bouwmeester. Je kon ijzersterke troeven op tafel leggen, konden we in het rapport van de head-hunter lezen: als "bekende autoriteit zowel in binnen- als buitenland; als praktiserend architect met dertig jaar ervaring; als professioneel manager die bewezen heeft dat management en architectuur kunnen samengaan, als sterke communicator met een grote overtuigingskracht; met een sterke visie met innovatie- en originele inzichten; met ervaring in de overheidssector; die daarenboven charismatisch, creatief, integer, gedreven is".
Zoveel goede eigenschappen in een persoon. Was dit niet een beetje overdreven? Wat mij vooral overtuigde was je "ambitie om deze taak te beschouwen als iets wat echt moet lukken, als een essentiële bijdrage aan een betere architectuur in Vlaanderen".
Bij de keuze zijn we niet over een nacht ijs gegaan. Je mag dus niet mislukken in deze functie om "Vanuit een lange termijn visie, in overleg met de verschillende administraties en met de extern betrokken partijen, bijdragen tot de beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering van het architecturaal beleid van de Vlaamse gemeenschap, teneinde een architecturaal kwalitatieve leefomgeving in Vlaanderen te helpen creëren". De Vlaamse bouwmeester moet hiervoor vooral beroep doen op zijn groot moreel gezag, veeleer dan te moeten steunen op wetteksten of andere regels.
Door de verschillende besluiten die de Vlaamse regering heeft genomen om de bouwmeester een plaats te geven binnen de Vlaamse overheid, werd een kader gecreëerd , waarbinnen bOb Van Reeth kon beginnen werken. Zijn zowel beleidsvoorbereidende als -uitvoerende rol valt uiteen in zeven resultaatsgebieden. De volgende resultaatsgebieden gelden reeds vanaf de start van zijn functie:
Vanaf de tweede fase, na één jaar functioneren, wordt het volgende resultaatgebied eraan toegevoegd: "In overleg met alle terzake bevoegde instanties, uitbouwen van een kwaliteitsbeleid m.b.t. de constructie van grotere bouw- en infrastructuurwerken gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, teneinde te helpen verzekeren dat ook deze gebouwen aan de architecturale kwaliteitseisen van het Vlaamse beleid ter zake voldoen."
Ik ben echt blij te kunnen vaststellen dat je reeds binnen het eerste jaar dit tweede resultaatsgebied aan het invullen bent en dat je na een oproep in de administratie en de V.O.I. (Vlaamse Openbare Instellingen) tachtig antwoorden kreeg om begeleiding. Is het dan toch waar dat zovele administraties en Vlaamse Openbare Instellingen op de Vlaamse bouwmeester zaten te wachten? En dat DIGO (Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs) reeds het advies van de bouwmeester voorziet als voorwaarde tot subsidiëring. Er zit dynamiek in het beleid en het groeit. De Vlaamse bouwmeester heeft het inderdaad van zijn moreel gezag en zijn overtuigingskracht. Zonder dat het verplicht wordt, zonder reglementering komt men terecht bij de Bouwmeester en zijn ploeg. Zo had ik het gedroomd, zo had ik het verwacht.
Dat je vanaf nu ook jaarlijks een meesterproef organiseert voor de jonge afgestudeerden is buitengewoon voor de zovele jonge architecten. Ik mocht getuige zijn van hun zoeken bij het begin en van de resultaten achteraf. Wat een rijkdom voor deze jonge mensen, maar vooral ook voor de administratie die boeiende projecten ter uitvoering krijgt.
En wat de 1% regel betreft waarmee beeldende kunst in gebouwen wordt voorzien, moet je echt volhouden. Het is niet makkelijk, maar het loont echt de moeite. Jonge en ook reeds "gevestigde" kunstenaars krijgen kansen om zich ook in de overheids- of gesubsidieerde gebouwen te manifesteren en "kunst in gebouwen" groeit en ontwikkelt de dialoog tussen hedendaagse kunst en de mens van de 21ste eeuw.
Omdat de bouwmeester het in belangrijke mate moet hebben van zijn groot moreel gezag, werd door de vorige Vlaamse regering uw job duidelijk opgevat als een "groeibaan". De Vlaamse bouwmeester krijgt op die manier in de schoot van de Vlaamse overheid ontplooiingskansen om op een volwaardige manier zijn rol te vervullen.
Mijnheer de Vlaamse Bouwmeester, ik verwacht nog zeer veel van u. Ik ben er wel zeker van dat het zal lukken en dat we over vijf jaar kunnen zien hoe goed het geweest is eraan te beginnen, maar vooral om ermee door te gaan. Vlaanderen heeft goede architecten, Vlaanderen heeft goede architectuur en Vlaanderen heeft nu ook een goede bouwmeester.
Dat hij goed moge functioneren. Vlaanderen kan er wel bij varen.
Wivina Demeester (minister in de Vlaamse Regering, 1985-1999)
______________________________________________________________________________
EEN jaar VLAAMSE BOUWMEESTER : iets om fier over te zijn
Ik was verheugd vast stellen hoe positief het verslag van één jaar Vlaamse Bouwmeester werd onthaald. Het doet deugd vast te stellen dat de huidige Vlaamse Regering het initiatief dat ik jaren terug heb genomen met overtuiging verder zet. Ook bij de voorstelling van het eerste jaarverslag bleek dat minister Sauwens de keuze voor een Vlaamse bouwmeester als een belangrijk onderdeel van zijn beleid beschouwt. Dat bOb Van Reeth intussen een stevige reputatie heeft opgebouwd -wat blijkt door de positieve houding van velen en het voortdurend advies dat hem gevraagd wordt- is een bevestiging dat Vlaanderen naar het model van Nederland als het ware zat te wachten op een Bouwmeester.
Het invoeren van deze nieuwe functie beschouw ik als één van mijn belangrijke realisaties als minister. Ik vind immers dat het beeld van de overheid alsof overal met bulldozers huizen worden afgebroken, niet correct is. De Vlaamse overheid moet zelf het goede voorbeeld geven en zelf een kwaliteitsbeleid voeren, ook voor de eigen gebouwen. Met Nederland als voorbeeld, koos ik ervoor om een Vlaamse Bouwmeester aan te stellen. bOb Van Reeth, de bekende en gezaghebbende Antwerpse architect, werd hiervoor door onafhankelijke derden uitgekozen. Na één jaar werken stelde hij zijn jaarverslag voor.
De opdracht van de Bouwmeester bestaat er niet in om zich op te dringen, om de "Van Reeth-stijl" te introduceren. Integendeel, hij moet ervoor zorgen dat verschillende architecturen aan bod komen. Zijn uitgangspunt is: "Architectuur en kwaliteit vind je niet, je zoekt er naar!" De keuze van een architect begint bij jezelf: bij het geven van een juiste opdracht door de opdrachtgever. Daarom is een goede projectdefinitie zo belangrijk. Van bij het begin werd hij overstelpt met allerlei vragen, een bewijs dat de nood wel degelijk bestond. En zijn aanwezigheid heeft reeds effect: "Binnen de administratie is architectuur een discussieonderwerp geworden. Meer nog, er wordt niet zozeer meer over gepraat in termen van schoon en lelijk, maar over juist op tijd, vandaags en verrassend."