ZONEVREEMDE WONINGEN

De ruimtelijke ordening is een belangrijke bevoegdheid. Het « RO-beleid » moet er immers voor zorgen dat ook onze kinderen nog op een goede manier kunnen wonen, werken, fietsen, wandelen, zich ontspannen, enz. Daarom moeten wij er zorg voor dragen dat ons grondgebied goed « geordend » is. Aangezien de ruimtelijke ordening niet van de éne dag op de andere kan veranderd worden, is het heel belangrijk dat hiervoor een langetermijnbeleid wordt uitgestippeld. Zowel Vlaanderen, de provincies als de gemeenten moeten daarom een ruimtelijk structuurplan uitwerken. Dit is een plan, waarin een lange termijnvisie uitgewerkt wordt over de ruimtelijke ordening. Zo’n plan opstellen is een heel boeiende en belangrijke job. Het is bovenal belangrijk dat dit plan, en de uiteindelijke visie, « gedragen wordt » door de mensen.

  Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zal zich o.a. uitspreken over wat te doen met de « zonevreemde woningen ». Dat zijn woningen die niet gelegen zijn in woongebied, maar wel in bv. landbouwgebied of bosgebied. Opgelet, « zonevreemd » betekent niet dat deze woningen onvergund zijn. Integendeel, de meeste van deze woningen zijn wel degelijk gebouwd met een bouwvergunning, en zijn dus niet illegaal. (Vele van deze woningen zijn bv. gebouwd vóór er sprake was van gewestplannen, en dus van « zones »). Een goede oplossing voor de zonevreemde woningen is heel belangrijk. Voor de betrokkenen hangt er immers veel van af : bv. de waarde van de woning, of de mogelijkheid om de woning te veranderen of uit te breiden. De regels werden de laatste jaren verstrengd, zodat de eigenaars van zonevreemde woningen terecht heel ongerust werden. Zij zagen hun gezinskapitaal al in lucht opgaan…(!)…

  Daarom ben ik sedert lange tijd, met gerichte vragen aan minister Dirk Van Mechelen, druk gaan uitoefenen om wat meer matigheid aan de dag te leggen. De regeling was immers zo streng geworden dat van rechtszekerheid niet veel sprake meer was. In oktober 2000 heeft de Vlaamse regering een standpunt ingenomen over zonevreemde woningen in kwetsbare gebieden (bv. bosgebied), waaruit bleek dat de gemeente niets kon doen om dit probleem op te lossen. De gemeenten moesten dus in de pas lopen van de minister.

  Maar op een bijkomende schriftelijke vraag die ik in januari gesteld had, heeft de minister wat gas teruggenomen. In zijn antwoord schrijft hij o.a. :

« Toch zou uit een gebiedsgerichte benadering van de problematiek van de zonevreemde woningen in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan kunnen blijken dat het ruimtelijk verantwoord is om bepaalde woningen, gelegen in bosgebied, te behouden en voor deze woningen eventueel ruimere beleidsmarges dan enkel instandhoudingswerken te voorzien ».

Zodoende laat de minister aan de gemeente terug wat ruimte om de ruimte goed te ordenen… En dat heeft hij vandaag (14 maart) eindelijk ook aan de bevolking meegedeeld.