Zonevreemde woningen: beleidsmarge gemeenten
SCHRIFTELIJKE VRAAG
“In
de ruimtelijke kwetsbare gebieden zijn instandhoudingswerken toegelaten, wat
betekent dat bewoning in principe mogelijk blijft, tenzij andere maatregelen
(bv. aankoop door de overheid) zich opdringen. In de ruimtelijke
uitvoeringsplannen zullen de criteria en de afbakeningen worden opgesteld, die
bepalen of deze woningen kunnen bestendigd worden. In bepaalde gevallen kan ook
hier een herbestemming worden aangereikt”.
16
januari 2001
Antwoord van dhr. Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media
1.
Ook bij de benadering van zonevreemde woningen in bosgebied, blijft het
uitgangspunt uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen –het behoud en de
versterking van de bestaande bosgebieden- van toepassing. Toch zou uit een
gebiedsgerichte benadering van de problematiek van de zonevreemde woningen in
het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan kunnen blijken dat het ruimtelijk
verantwoord is om bepaalde woningen, gelegen in bosgebied, te behouden en voor
deze woningen eventueel ruimere beleidsmarges dan enkel instandhoudingswerken te
voorzien. De gemeente kan in dat geval in haar gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan volgende twee opties formuleren:
·
Deze woningen
kunnen worden geselecteerd als woonkorrel wanneer een minimum aantal woningen
ruimtelijk geconcentreerd voorkomen. Zeker in bosgebied moeten de vrijliggende
percelen tussen de bestaande woningen binnen een woonkorrel van bebouwing te
worden gevrijwaard. De ontwikkelingsperspectieven voor dergelijke woonkorrel in
bosgebied kunnen dan ook enkel betrekking hebben op de bestaande woningen.
·
Het bosgebied,
of een gedeelte ervan, kan worden geselecteerd als een deelruimte binnen de
gemeente waarbinnen bepaalde ontwikkelingsperspectieven gelden voor de bestaande
woningen.
2.
In het standpunt van de Vlaamse regering van 6 oktober 2000 heeft de Vlaamse
regering bijzondere aandacht gevraagd voor de ruimtelijk kwetsbare gebieden.
Deze ruimtelijk kwetsbare gebieden kunnen echter van Vlaams, provinciaal of
gemeentelijk niveau zijn. In het geval van een ruimtelijk kwetsbaar gebied op
Vlaams of provinciaal niveau werkt het subsidiariteitsbeginsel door in de
benadering van de zonevreemde woningen.
·
Alhoewel er
hierover door de Vlaamse regering nog geen standpunt werd ingenomen, kunnen de
Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO) met
grote waarschijnlijkheid binnen de natuurlijke structuur worden beschouwd als
kwetsbare deelgebieden op Vlaams niveau. In afwachting van de afbakening van
GEN’s en GENO’s, lijkt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan een zeer
voorzichtige houding ten aanzien van zonevreemde woningen in natuurgebied,
reservaatgebied of bosgebied aangewezen. Uit het standpunt van de Vlaamse
regering blijkt immers, zoals u opmerkt, dat instandhoudingswerken zijn
toegelaten. Bewoning blijft in principe mogelijk. Het is niet uitgesloten dat
het Vlaams gewest bij de latere afbakening van GEN’s en GENO’s zelf
ontwikkelingsperspectieven met betrekking tot de aanwezige woningen zal
formuleren. Deze kunnen echter ruimer zijn dan instandhoudingswerken. Het Vlaams
gewest kan echter ook opteren om dergelijke woningen na aankoop te verwijderen
of een andere functie te geven.
In afwachting van de afbakening van GEN’s en GENO’s lijkt het dan ook in ieder geval aangewezen dat, wanneer de gemeente in haar gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ten aanzien van zonevreemde woningen in deze gebieden ontwikkelingsmogelijkheden voorstelt die ruimer zijn dan instandhoudingswerken, dit bijzonder moet worden gemotiveerd.
·
De kwetsbare
deelgebieden op Vlaams niveau kunnen worden aangevuld met kwetsbare gebieden op
provinciaal niveau. Naast kleinere natuurelementen binnen
natuurverbindingsgebieden, kan het hier ook landbouwgebieden betreffen waar de
uitbreiding van zonevreemde woningen het landbouwkundig functioneren en/of de
landschappelijke kwaliteit grondig zou kunnen verstoren. Mogelijke voorbeelden
zijn open landbouwkouters, alluviale meersengebieden. Ook overstromingsgebieden
van kleinere rivieren en beken zouden dus tot de kwetsbare deelgebieden kunnen
behoren. Ook in deze gebieden lijkt een voorzichtige benadering en/of
uitgebreide motivering door de gemeente aangewezen.
3. De twee opties, vermeld in het antwoord op de eerste vraag, kunnen in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, ter uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, als volgt worden vertaald:
·
de woonkorrel
wordt afgebakend –dit is een herbestemming als woonkorrel- en er worden
stedenbouwkundige voorschriften ten aanzien van de bestaande woningen
geformuleerd.
·
de deelruimte
wordt afgebakend –dit houdt bijvoorbeeld een herbestemming in van bosgebied
naar bosgebied met woningen- en in de stedenbouwkundige voorschriften worden
onder meer de ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande woningen
geformuleerd.
4.
Wanneer op Vlaams, provinciaal of gemeentelijk niveau wordt geoordeeld dat het
behoud van zonevreemde woningen in kwetsbare gebieden ruimtelijk niet langer
gewenst is, dan zal deze overheid ook moeten aangeven welke begeleidende
maatregelen zullen worden getroffen.
Het bijvoeglijk naamwoord “begeleidend” geeft aan dat het hier geen maatregelen op het vlak van planning betreft, maar dat de eigenaars van de woningen door aankoop of onteigening door de overheid of door een recht van voorkoop ten voordelen van de overheid op een passende wijze zullen worden vergoed voor het verlies van hun woning. De maatregel hoeft niet persé door ruimtelijke ordening te worden uitgevoerd; ook vanuit bosbouw, natuurbehoud of landschapszorg kunnen hiertoe initiatieven worden genomen. Uitgangspunt op het moment dat er geoordeeld wordt dat woningen niet behouden kunnen blijven, zal zijn dat op dat moment ook gekend is welke overheid binnen welk beleidsdomein hiervoor de nodige acties en middelen zal inzetten.