NOG EENS DEDECKER

 

Ik heb niet de gewoonte om steeds terug te komen op bepaalde escapades van collega-politici. Voor Jean-Marie Dedecker maak ik echter graag een uitzondering, te meer omdat blijkt dat hijzelf in eerste instantie de waarheid duidelijk geweld heeft aangedaan, en omdat de VLD een plat-opportunistische « tuchtshow » rond hem heeft opgezet. Maar bovenal: na het lezen van het interview met hem in Humo, heb ik een gevoel dat te vergelijken is als je per ongelujk zure melk hebt gedronken. Je houdt er een slechte smaak aan over.    

 

Een paar zinnen uit dit interview (niet uit zijn context getrokken, want de gehele tekst is in deze sfeer opgebouwd): « Als ik geen politicus was, sloeg ik hem op zijn gezicht ». (Dit ging niet over Dutroux, maar wel over de journalist Guy Polspoel…). Een ander voorbeeld: «Als Armand De Decker (voorzitter van de senaat) mij de toegang tot de senaat wil verbieden, dan zullen de zaalwachters mij moeten tegenhouden. Dat verzeker ik je ». Ik vind deze stijl walgelijk. Dit is niet alleen demagogisch, maar erger nog: puur agressief.

 

Dedecker doet zich graag voor als een echte « volkspoliticus », die weet en zegt wat de mensen denken. Hij omschrijft dit als: « ik ken niet alleen de prostaatlucht van de senaat, ik snuif ook de beerlucht van de samenleving op ». Daar heb ik uiteraard niets op tegen, integendeel. Het is de job van een volksvertegenwoordiger om te zeggen wat de mensen denken. Maar Dedecker doet ook een aantal uitspraken die zijn ware gedaante ontmaskeren. Waarom heeft Dedecker nooit Verwilghen geďnterpelleerd? Dedecker: « Minister van Justitie Verwilghen is een partijgenoot van mij, daarom heb ik hem nooit over Dutroux geďnterpelleerd. Ik ben een loyaal man. » Blijkbaar verhindert zijn partijloyauteit toch dat hij zijn job goed doet! Bovendien kent hij zijn dossiers niet, of wil hij dit niet kennen: Hij zegt : « als senator heb ik het recht gevangenen te bezoeken. Volgens de letter van de wet moest hij (= minister van Justitie Verwilghen) me de toestemming geven. » ONJUIST ! Artikel 6 van het KB van 26 mei 1965 houdende het algemeen reglement van de strafinrichtingen, bepaalt het volgende: « De leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat hebben toegang tot de inrichtingen door van hun hoedanigheid te doen blijken. Om een bewoonde individuele kamer te betreden of om zich in betrekking te stellen met bepaalde gedetineerden, is nochtans een bijzondere toelating van de minister vereist.
Deze bezoekers worden vergezeld door de directeur van de inrichting hierna de directeur genoemd, of door het personeelslid dat hij aanwijst.” Met andere woorden: Minister Verwilghen mocht niet zomaar automatisch toestemming geven. De minister is dan ook politiek verantwoordelijk voor het misbruik dat zijn partijgenoot heeft gemaakt. En Dedecker zou beter wat minder liegen…