Wie doet het licht uit?

De koude buiten voelt goed aan. Ik ben blij dat het vriest. Ik heb een heerlijk gevoel, omdat ik hiermee kan geloven dat ons klimaat nog niet helemaal om zeep is en het nog niet te laat is om er wat aan te doen, en omdat ik eerst een beetje winter nodig heb om weer naar de lente te kunnen verlangen. De voorbije periode heeft ons nog eens extra met de neus op de feiten geduwd. We moeten zorg dragen voor het milieu, zuiniger met energie omgaan en de CO2 uitstoot verminderen, want OOK als consument zijn we allen samen verantwoordelijk voor een derde van de broeikasgasuitstoot.

De verwarming van gebouwen en huizen vormt nog steeds de belangrijkste bron van uitstoot van broeikasgassen in België (21,8 %) en heeft een toename gekend van 20,2% in vergelijking tot 1990. Deze uitstoot omvat zowel de residentiële sector en de tertiaire sector (handel & diensten). We kunnen er dus zelf veel aan doen door onze huizen beter te isoleren, door de temperatuur een graadje lager te zetten en door al eens een pulleke aan te doen, door te kiezen voor alternatieve energie, …. We kunnen ook inspanningen leveren in de tertiaire sector. En daartoe behoren de scholen en de zorgsector. Toen wij 5 jaar geleden Huize Monnikenheide, een centrum voor gehandicapten renoveerden met steun van de overheid (VIPA) kozen we zonder dat de overheid het ons oplegde voor een optimale isolatie, voor groendaken, voor zonnepanelen, voor een afzonderlijk regenwatercircuit, voor hoogrendementsketels op gas, voor industriële wasmachines op gas,…geen eenvoudige keuze, want hiervoor moest meer geïnvesteerd worden. Maar als je weet dat je daarmee bijdraagt tot een beter milieu voor kinderen en kleinkinderen dan doe je dat met graagte. Het is goed wat meer doordrongen te zijn van duurzaamheid. De overheid heeft een belangrijke stimulerende rol maar kan deze uitdaging niet alleen aan. Dat voor de gesubsidieerde zorgsector intussen ook een grotere energiezuinigheid wordt geëist is een stap vooruit; Inge Vervotte heeft hiervoor extra middelen ingezet. Vooraleer dat echter in praktijk zal omgezet zijn zullen we weer  5  jaar verder zijn. Misschien moeten we met zijn allen meer overtuigd worden om ervoor te kiezen, zonder dat het ons wordt opgelegd. Nu inspanningen leveren om later ervan te kunnen genieten.

De industrie (-15 %) en de landbouw (-15,1 %) zijn vandaag reeds de sterkste dalers.Uiteraard moet het energieverbruik in deze sectoren nog verder omlaag. Ze hebben hun uitstoot zien dalen door een verbetering van de energie-efficiëntie en door bepaalde structurele maatregelen. Dit is positief, maar verder inspanningen leveren om het hoge niveau van energie-efficiëntie te blijven behouden of te verbeteren is de boodschap. Ze halen er trouwens ook voordeel uit omdat lagere energiekosten een belangrijk concurrentievoordeel opleveren. 

Aan de mobiliteit moet nog zeer hard gewerkt worden. Die levert 18,5% van de uitstoot. Het is in deze sector dat we de grootste groei kennen ten opzichte van het niveau in 1990 : +26,5%. Als de bedrijven een deel van het wegtransport vervangen door vervoer te water en per spoor en wij burgers doen een inspanning om onze wagen van tijd tot tijd thuis te laten, dragen we allemaal ons steentje bij in de strijd tegen de opwarming van de aarde..

Mobilitieeit en gebouwen zijn de moeilijkste sectoren want het gaat om een heel groot aantal consumenten. Naast maatregelen van de overheid is hier nog veel meer bewustzijn en respect voor elkaar nodig. Iedereen kan een beetje verantwoordelijkheid opnemen ook al zijn de voordelen of  de opbrengst van ons duurzamer gedrag niet altijd onmiddellijk tastbaar. Binnen het gebeuren van de klimaatverandering, zijn de gevolgen van positieve acties pas decennia later of aan de andere kant van de wereld voelbaar.

Maar samen kunnen we veel. Als overheid zijn lokale besturen het meest geschikt om een zichtbare voorbeeldfunctie op zich te nemen. Ze staan dicht bij de mensen, ze kunnen via verkeers- en ruimtelijke ordeningsmaatregelen op wonen en bewegen van mensen een zeer belangrijke impact hebben. Lokale bestuurders kunnen het goede voorbeeld geven. Samen met de tips voor consumenten van Kris Peeters en een extra dynamiek in de lokale besturen kunnen we de doelstellingen uit het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006 – 2012 realiseren

Ik hoor het Wilfried Martens nog zeggen “weet ge, ik doe hier op het kabinet altijd het licht uit”. Welke minister vandaag doet het hem na?