“Baumschlager-Eberle:
Toespraak door
Wivina Demeester,
voorzitter van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi)
Dames en
Heren,
Ik ben zeer
verheugd voor u vanavond het woord te mogen voeren bij de opening van de
tentoonstelling “Baumschlager-Eberle: van regionaal tot internationaal,
bouwprojecten 1996-2002”.
Mijn dank
gaat uit naar Zumtobel, het bedrijf dat deze boeiende tentoonstelling mogelijk
maakt, en zo mee een bijdrage levert aan de architectuurcultuur in Vlaanderen.
Mesdames,
messieurs, je voudrais acceuillir les hôtes des pays étrangers. Je m’excuse
de m’exprimer en Néerlandais. Pour ceux qui sont vraiment interessés dans le
texte que j’exprime, je suppose de le traduire et de leurs envoyer le texte.
Also
for some of you who are English speaking, I can sent my ideas in English. I wish
to welcome them in Puurs.
Ich möchte
auch gerne unsere Deutschsprachige Gäste begrüssen. Ich werde genügend
langsam reden, so dass auch sie in der Lage sind diese Rede folgen zu können.
An sie, die an meine Rede interessiert sind, werde ich diesen Text zuschicken.
De
tentoonstelling die Zumtobel Staff organiseert, over het werk van de architecten
Carlo Baumschlager en Dietmar Eberle, staat niet zo ver af van het werkveld van
Zumtobel zelf, verlichting. De verlichtingsoplossingen van Zumtobel zijn meer
dan enkel het aanbrengen van wat “ballonnetjes” aan het plafond.
Professioneel, intelligent en innovatief verlichten, vertrekt vanuit de klant.
En elke klant heeft andere vragen, heeft andere doelstellingen, heeft andere
middelen, kortom: elke klant heeft een verschillend profiel. Zumtobel verplaatst
zich naar de klant, naar dit profiel, en zoekt oplossingen op maat.
Deze
benadering, het werken “op maat”, is ook zo typisch voor
Baumschlager-Eberle. Deze
architecten ontplooien zich tot “de advocaten van de gebruikers”. Ik vind
dit uitzonderlijk, omdat architecten inderdaad niet voor zichzelf bouwen, maar
wel voor de bouwheer. Het is de bouwheer die de gebouwen moet betalen,
gebruiken, en onderhouden. Baumschlager-Eberle is een intelligent vernieuwend
bedrijf, geen kunstatelier. Zij werken niet aan een individuele creatieve
interpretatie van hun opdracht, maar werken aan een zo goedkoop en functioneel
mogelijke oplossing. Via hun uitgebreide databank, hun innovatieve
ingesteldheid, en ook via hun eigen architectonisch onderzoek, werken zij een
project uit dat zodoende soms totaal verschillend is van wat aangereikt wordt
door andere architecten.
Op deze
manier geven zij een eigen invulling aan de rijke architectuurcultuur die Europa
rijk is. Een architectuurcultuur, die enorm boeiend en verrijkend is.
Toen
mij enige tijd geleden gevraagd werd om voorzitter te worden van het Vlaams
Architectuurinstituut, heb ik dan ook geen minuut getwijfeld. Reeds als
minister, o.a. bevoegd voor de Vlaamse overheidsgebouwen, was ik geboeid door de
rijkdom van architectuur, en de functionaliteit ervan, en heb ik met veel
koppigheid ervoor gezorgd dat de Vlaamse overheid meer aandacht zou geven aan
architectuur.
"Gebouwen
behoren tot de meest kenmerkende en duurzame getuigenissen van de cultuur waarin
ze zijn ontstaan." Deze zin van Francis Strauven uit het Jaarboek voor
Architectuur in Vlaanderen 90-93, werd overgenomen in mijn beleidsbrief
"Vlaanderen herkenbaar aanwezig" van 1995. Ik was toen als Vlaams
minister voor Financiën en Begroting ook bevoegd voor de huisvesting van de
diensten van de Vlaamse overheid en ik nam toen de handschoen op om een
kwaliteitsvol overheidsbeleid ter zake uit te werken. Mijn inspiratie vond ik in
Nederland en in Catalonië. Nederland heeft al sinds 1815 een
Rijksbouwmeester en Catalonië en de Catalaanse overheid zijn doordrongen
van architectuur. Niets, geen enkel bouwsel, infrastructuurwerk,
landschapsingreep of wat dan ook wordt er te min bevonden om er een goede
architect op te zetten: van een containerpark in Girona tot een
waterzuiveringsinstallatie in Palafolls. De Catalaanse overheid dwingt hierdoor,
in binnen- en buitenland, respect af.
Twee
belangrijke momenten onderbouwden verder mijn mening. De stad Antwerpen
organiseerde in april 1998 een belangrijk "Procescongres", op zoek
naar een mogelijke praktijk voor "stedelijkheid en kwaliteit". In juni
1997 kwamen op initiatief van het Nederlandse voorzitterschap van de Europese
Unie beleidsambtenaren samen om rond architectuur en beleid na te denken en
aanbevelingen te formuleren. De conclusies onderschreven mijn visie: de
inrichting en de vormgeving van de leefomgeving vormen een belangrijke
cultuuruiting; het is van groot belang dat de overheid als opdrachtgever het
goede voorbeeld geeft en de private sector stimuleert om eveneens te streven
naar een optimale architectonische, stedenbouwkundige en
landschapsarchitectonische kwaliteit; de voorbeeldfunctie van de overheid dient
ook tot uitdrukking te komen in de wijze waarop het bouwproces zodanig wordt
georganiseerd dat een hoge kwaliteit wordt bereikt.
Op 1 januari
kwam bOb Van Reeth in dienst als eerste Vlaamse Bouwmeester. bOb Van Reeth, werd
hiervoor uitgekozen door een head-huntingbureau. Hij had voordien het ontwerp
gemaakt voor het nieuwe Vlaams Administratief Centrum in Hasselt, waarvoor
Zumtobel trouwens de lichtplanning heeft uitgevoerd.
De opdracht
van de Vlaamse Bouwmeester bestaat er niet in om zijn eigen architectonische
visie en stijl op te dringen. Integendeel, hij moet ervoor zorgen dat
verschillende architecturen aan bod komen. “Zoeken naar goede architectuur is
belangrijker dan bepalen wat goede architectuur is”, luidt de eerste zin van
de oproep voor de Prijs Bouwheer 2003. De Vlaamse Bouwmeester heeft de overheid
laten inzien dat de rol van bouwheer cruciaal is. Goede architectuur begint
immers bij de bouwheer, niet bij de architect. De bouwheer moet immers aandacht
hebben voor de projectdefinitie, iets wat dikwijls wordt onderschat. Het
invoeren van deze nieuwe functie, van de Vlaamse Bouwmeester, beschouw ik als
één van mijn belangrijkste realisaties als minister. Binnen de Vlaamse
overheid is architectuur een discussieonderwerp geworden. Meer nog, er wordt
niet zozeer meer gepraat in termen van “schoon” en “lelijk”, maar wel
over “juist op tijd”, “vandaags” en “verrassend”. Vandaag is de
functie van Vlaamse Bouwmeester terecht een belangrijke pijler van de
architectuurcultuur in Vlaanderen.
Een tweede,
nog jongere, pijler van de Vlaamse architectuurcultuur, is het Vlaams
Architectuurinstituut. In mijn hoedanigheid van voorzitter van dit instituut,
sinds september van dit jaar, als opvolger van professor Geert Bekaert, mag ik
vanavond u toespreken.
In de jaren
’90 werd meer en meer duidelijk dat er nood was aan een instituut of centrum
dat de belangen van de architectuur in het culturele veld moest behartigen, en
dat er een stimuleringsbeleid voor architectuur moest gevoerd worden: een
steunpunt voor de architectuursector. Daarvoor werd het VAi opgericht.
Het VAi,
onder leiding van Katrien Vandermarliere, is een steunpunt voor hedendaagse
architectuur, dat zowel het publiek als professionelen, onderzoekers, de media,
en de overheid, wil sensibiliseren voor architectuur. Daarnaast is het VAi een
inhoudelijke gesprekspartner voor allerhande acties rond hedendaagse
architectuur, zoals lezingen, debatten, publicaties, onderzoeken, enz. Daarbij
werken wij zoveel mogelijk samen met partners die eveneens in de architectuur
actief zijn. Sinds kort is de opdracht uitgebreid met de coördinatie van de
archiefwerking rondom het architecturale erfgoed in Vlaanderen.
Dames en
Heren,
Als minister
heb ik de Vlaamse Bouwmeester in het leven geroepen. Let wel: de functie van,
niet de persoon… Vandaag ben ik voorzitter van het Vlaams
Architectuurinstituut. Maar in een nog andere hoedanigheid heb ik de architecten
Carlo Baumschlager en Dietmar Eberle leren kennen.
Ik leerde het
werk van deze architecten voor het eerst kennen toen ze deelnamen aan de
architectuurwedstrijd voor het Groeninge-ziekenhuis in Kortrijk. Ik had het
voorrecht het proces ter aanduiding van een architect te mogen begeleiden. U
raadt het nooit: Baumschlager-Eberle won de wedstrijd. Nadien had ik het
genoegen een korte tijd met Dietmar Eberle te mogen samen werken. We hebben
samen het Masterplan voor het ziekenhuis tot een goed einde uitgewerkt.
Wie zijn ze
en wat boeit mij zo in hen?
Deze
architecten hechten zeer veel belang aan thema’s als ecologie en participatie.
Hun interesse voor deze thema’s heb ik zeer sterk ervaren bij de opbouw van
het Masterplan in Kortrijk. Zelf ben ik behept door participatie van alle
betrokkenen. Hun werkmethode is gebaseerd op dialoog, tussen ontwerpers,
medewerkers, bouwheren, firma’s en overheid. Alles wordt verwoord en uiteraard
ook getekend, digitaal natuurlijk…, over alles wordt uitvoerig gediscussieerd.
Problemen worden besproken en uitgepraat. Ecologisch kan het project wellicht
ook bijdragen in innovatie van meerdere toekomstige projecten in de
gezondheidszorg. Ik heb op de plannen met verwondering gezien hoe op een
intelligente en doordachte manier omgegaan wordt met het gebruik van natuurlijk
licht.
Mij boeit dat ze weigerden een examen af te leggen voor orde van architecten,- nochtans verplicht voor een Oostenrijks architect -, mij boeit tevens hun sterk engagement en hun onderlinge samenwerking. Dietmar Eberle is een tijd werkzaam geweest in de groep Coöperatieve. Deze groep bouwde voor mensen die beslisten om samen goedkoper en ecologisch te bouwen en te wonen. Wat ook tot uiting komt in de wijze waarop Eberle hun visie op architectuur samenvat: “Voor ons is architectuur geen individuele uitingsvorm, maar in de eerste plaats een maatschappelijke en publieke kwestie”. De kunst van architectuur bestaat veel meer uit de wil om bij elk nieuw project de verschillende eisen opnieuw in te schatten om de constructie- en onderhoudskosten zoveel mogelijk te drukken. Elementen die bij de eerste uiteenzetting door Eberle in Kortrijk bij mij de doorslag hebben gegeven voor onze keuze.
En dan komen
we terug waar we begonnen waren: Deze tentoonstelling is een prachtige
inspiratie en verrijking voor de architectuurcultuur in Vlaanderen. Waarvoor
mijn dank aan de organisatoren, Zumtobel Staff.
20 november
2003