Voorstel
van resolutie
van
mevr. Sonja Becq, mevr. Trees Merckx-Van Goey, mevr. Ingrid van
Kessel, mevr. Riet Van Cleuvenbergen en mevr. Ilse Van Eetvelde
betreffende
de erkenning en ondersteuning van de mantelzorger
280.000
mantelzorgers, dat moet je verdienen, iedere dag
Veel
mensen zorgen voor hun naaste. Ze wassen en kleden een zieke, doen het
huishouden of de boodschappen wanneer iemand niet meer zo mobiel is, zorgen dag
in dag uit voor hun kind met een handicap, of nemen een ouder familielid in huis
wanneer dit niet meer zelfstandig kan functioneren. Deze mensen noemen we
mantelzorgers. In Vlaanderen gaat het om minstens 280.000 mensen[1].
Veelal
gebeurt mantelzorg in stilte en belangeloos. Mensen doen dit
niet-beroepsmatig, op regelmatige basis én met liefde. Het belang van
mantelzorg ligt niet enkel in haar maatschappelijk nut, maar ook in de waarde
op zich die zij vertegenwoordigt. Het bieden van mantelzorg verdient erkenning en waardering
die door de regelgever kracht moet worden bijgezet.
Deze
resolutie wil de Vlaamse regering ertoe aanzetten om mantelzorgers beter te
ondersteunen. Hun draagkracht moet meer dan ooit worden verstevigd. De
mogelijkheid om mantelzorg te bieden komt immers onder druk te staan. Dit is
onder meer het gevolg van de vergrijzing, het sterk gedaalde kinderaantal, de
toegenomen arbeidsparticipatie van gehuwde vrouwen en de grotere geografische
spreiding van familieleden.
Uit
onderzoek voor de Vlaamse gemeenschap[2]
blijkt onder meer dat:
-
mantelzorgers gemiddeld niet zo jong, niet rijk en niet
hooggeschoold zijn;
-
63% van de mantelzorgers vrouwen en 37% mannen zijn;
-
de mensen voor wie gezorgd wordt gemiddeld 73 jaar zijn. Het
gaat dubbel zo vaak om vrouwen als mannen. Zij zijn vaak zwaar zorgbehoevend,
wonen in minder comfortabele huizen en hebben nogal eens financiële zorgen;
-
van de valide bejaarden 91% (professionele) thuiszorg en 82%
mantelzorg als (mogelijk) toekomstige hulpvorm wenst;
-
mantelzorg vaak intens is. Voor veel mantelzorgers is deze
zorg méér dan een volle dagtaak. Mantelzorg wordt vaak geboden in combinatie
met een job en/of een eigen gezin;
-
mantelzorgers de zorg soms alleen opnemen, maar meestal samen
met andere mantelzorgers en professionele hulpverleners met wie zij een goede
relatie hebben.
Mantelzorg
mag niet worden verengd tot de zorg voor ouderen. Ook bijvoorbeeld
zorgbehoevende jongeren of personen met een handicap worden thuis geholpen door
mantelzorgers.
Binnen
de ruime groep van mantelzorgers vinden we specifieke deelgroepen met
eigen kenmerken en noden terug. Denken we maar aan werkende kinderen die de zorg
voor vader of moeder opnemen, ouderen die instaan voor ouderen, ouders die
instaan voor hun zieke kinderen, mantelzorgers-zelfstandigen, werkloze
mantelzorgers of mensen die hun stervende naaste bijstaan. Mantelzorg wordt
daarnaast geboden aan mensen met uiteenlopen zorgprofielen.
Bij
het uitwerken van initiatieven om mantelzorgers te ondersteunen moet aldus rekening
worden gehouden met de eigen kenmerken en behoeften van mantelzorgers.
Mantelzorgers zijn er niet om tekorten aan
professionele hulp- en dienstverlening te compenseren, maar zijn er nodig om de
draagkracht van het thuismilieu te versterken en menselijker te maken. Voldoende
professionele ondersteuning van de thuissituatie is maar al te vaak nodig. Een
illustratie hiervan: nog voor mantelzorg uit beeld verdween uit de
zorgverzekering hadden maar liefst 90 tot 95% van de aanvragen (voor de
thuissituatie) betrekking op een gecombineerde tenlasteneming voor zowel
mantelzorg als professionele thuiszorg (Zie o.m. Vr. en Antw. 14 juni
2002, 1524, Vr. nr. 60 Becq).
Zorgbehoevende mensen kunnen zich vaak enkel handhaven
in hun thuismilieu als het aanbod van thuiszorgvoorzieningen (bv. diensten voor
gezinszorg of oppasdiensten) en semi-residentiële voorzieningen
(dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf) toereikend is. Dat is vandaag
niet het geval. Ook in de thuiszorg zijn wachtlijsten schering en inslag.
Het uitvoeringsbesluit (1998) bij het Thuiszorgdecreet
(1998) voorziet dat het jaarlijks bijkomend aantal te subsidiëren uren gezinszorg
vanaf 1 januari 2000 minstens 4 % van het totaal aantal subsidiabele uren
van het voorafgaande jaar moet bedragen. Minister Vogels en de Vlaamse
regering kwamen hun wettelijke verplichting echter niet na. Nochtans klonk
het tijdens de begrotingsbesprekingen van 2000 bij monde van de minister nog als
volgt: ”Naar aanleiding van het thuiszorgdecreet werd een programmatie
uitgewerkt van de verschillende behoeften binnen de thuiszorg en werd de
verbintenis aangegaan om het urenkrediet voor de thuiszorg jaarlijks met 4
percent te laten stijgen tot in 2010 de norm van 100 percent bereikt wordt. De
kans bestaat dat dit nog verder aangepast of opgetrokken moet worden” (Parl.
St. 1999-2000, nr. 15/5-J, 9-10).
Niets van dat alles: deze belofte werd en wordt niet gehouden !
Voor 2003 wordt slechts een stijging van 1 % voorzien, met inbegrip dan nog
van kraamhulp, de zorg voor dementerenden en de opvang van zieke kinderen). Hier
zijn dringend bijkomende impulsen nodig.
De effectieve invulling
van de programmatie voor dagverzorging en kort verblijf moet gestimuleerd
worden. Op die manier kan de druk op de mantelzorger worden verlicht wanneer hij
of zij daar nood aan heeft. Minister Vogels moest toegeven dat
slechts 38% van de programmatie voor dagverzorging is ingevuld (n.a.v.
CD&V-interpellatie van 27 maart 2003 over de moeilijkheden waarmee de
dagverzorgingscentra geconfronteerd worden). Dat is uiteraard schromelijk
onvoldoende. Tegelijk blijken ook de prijzen van deze hulp- en dienstverlening
een probleem te zijn.
Ook in logistieke
hulp en aanvullende thuiszorg (poetsdiensten, oppashulp en klusjesdiensten)
zijn er wachtlijsten. Openbare voorzieningen klagen de financiële discriminatie
aan tegenover de private sector. De meeste van deze fel bevraagde diensten
verkeren in financiële moeilijkheden en dreigen af te haken, waardoor het
bestaande aanbod zelfs kan teruglopen.
Met het Thuiszorgdecreet (1998) en de Vlaamse zorgverzekering (1999),
tot stand gebracht in de vorige legislatuur, kwam in Vlaanderen voor het eerst
een reële erkenning van het bestaan van de mantelzorger.
Mantelzorg was oorspronkelijk herkenbaar aanwezig in de regelgeving rond
de zorgverzekering. De huidige Vlaamse regering trok echter een streep door deze
(h)erkenning. Dit wekt de indruk dat de mantelzorger binnen de zorgverzekering
niet wordt aanzien als een belangrijke partner.
Het
beschikbare budget voor de zorgbehoevende en zijn mantelzorger vermindert
aanzienlijk: méér betalen voor de
zorgverzekering (van 10 naar 25 euro per jaar) en minder ontvangen (90 i.p.v. 125 euro per maand). Daarbij komt dat in
navolging van de ontwikkelingen in de zorgverzekering veel gemeentes en
provincies hun thuis- en mantelzorgpremies verminderen of afschaffen (Zie o.m. Vr. en Antw.
2 december 2002, 976, Vr. nr. 31 Becq).
Hiermee
samenhangend vermindert door de nieuwe ontwikkelingen ook de erkenning en de
waardering van de overheid voor de mantelzorger. De mantelzorger hoeft niet meer
geregistreerd te worden en is dus niet meer gekend. De zorgbehoevende
persoon kan vrij beslissen wat er gebeurt met het maandelijkse forfait. De
bijzonder uitgesproken solidariteit die mantelzorgers ertoe aanzet zorg te
dragen voor een zorgbehoevende wordt niet erkend en niet gewaardeerd. Met de
afschaffing van deze keuze tijdens deze legislatuur verdween ook de erkenning en
de mogelijkheid om cijfermatig de vraag van zorgbehoevenden op te volgen.
Mantelzorgers moeten terug in beeld komen, zowel op financieel gebied als op het
vlak van waardering en erkenning.
De
zorgbehoevendheid van personen in een thuissituatie vergt een adequate aanpak op
maat van de zorgbehoevende, die blijk moet geven van een totaalvisie. De
mantelzorger is samen met de zorgbehoevende persoon een partner van
professionele zorgverleners met wie op basis van respect en gelijkwaardigheid
moet worden onderhandeld en samengewerkt. Vaak is hij
een belangrijk aangever voor vroegdiagnose van bepaalde syndromen, zoals
dementie. In het bijzonder moeten initiatieven worden bepleit die erop gericht
zijn mantelzorgers beter te betrekken bij de overgang van residentiële en
ziekenhuiszorg naar thuiszorg en vice versa.
Door het Thuiszorgdecreet kunnen verenigingen
van gebruikers en mantelzorgers
worden erkend en gesubsidieerd om
-
zorgbehoevenden
en hun mantelzorgers te ondersteunen en hun gemeenschappelijke belangen te
onderkennen en te behartigen;
-
actief en
regelmatig overleg te plegen met hun leden;
-
informatie en
advies te geven over thuiszorgvoorzieningen en de rechten en plichten van
zorgbehoevenden en hun mantelzorgers;
-
de problemen van
deze mensen te inventariseren en probleemsituaties aan de overheid te
signaleren.
Deze verenigingen zijn onmisbaar voor het signaleren
van aandachtspunten en voor de ondersteuning en organisatie van de
mantelzorgers. Uit de feiten blijkt dat vragen en noden van mantelzorgers en
gebruikers echter niet altijd en noodzakelijk samenvallen. Mantelzorgers durven
eigen vragen al eens wegcijferen voor de zorg van hun zorgbehoevende naaste. We
moeten dan ook durven stilstaan bij de vraag of geen gescheiden
belangenverdediging en ondersteuning nodig is.
Informatie,
ondersteuning en begeleiding
Hoewel
verenigingen van mantelzorgers en gebruikers reeds grote inspanningen leveren om
mantelzorgers informatie te verschaffen over het aanbod van
thuiszorgvoorzieningen, vinden heel wat mantelzorgers en zorgbehoevenden nog
niet de weg naar deze voorzieningen. Het voorstel van zorgdecreet van de
CD&V (Parl. St. 2001-2002, nr. 1028/1) komt daaraan tegemoet. Dit kan
dan aangevuld worden met bereikbare info via regionale teletekst. Er zijn
nog steeds meer mensen die een televisie hebben en overweg kunnen met teletekst,
dan gebruikers van internet. Tegelijk is er de ervaring dat professionelen in de
thuiszorg aarzelen om tijdelijk door te verwijzen naar kortverblijf of
dagverzorging en/of dat daar financiële drempels bestaan.
Mantelzorgers
hebben soms ook behoefte aan begrijpbare informatie omtrent de vragen en de
pathologie van de persoon voor wie zij zorg opnemen. Hun betrokkenheid bij de
zorg moet gehonoreerd worden. Een louter logistieke ondersteuning van
mantelzorgers volstaat niet altijd. Het kan bijvoorbeeld ook nodig zijn om
ergotherapeuten mee in te schakelen met het oog op een goede houding of het
aanleren van tiltechnieken. Een betere kennis van ziekteprocessen waarborgt een
goede stressverwerking en kan depressie voorkomen.
Mantelzorg
mag worden ervaren als een verrijking in het bestaan van de zorgende mens, maar
kan ook gepaard gaan met ernstige vormen
van onwelzijn. De voortdurende inspanning en aandacht voor een ouder, kind,
vriend of buur kan te veel druk met zich kan meebrengen waardoor de mantelzorg
ontspoort. Onwetendheid, onmacht en stressfactoren spelen hier een belangrijke
rol in spelen. Dergelijke ontsporing kan diverse vormen aannemen (verwaarlozing
met onthouding van zorg, lichamelijke of psychische mis(be)handeling of
beperking van de vrijheid).
Ter
illustratie: onderzoek naar de impact van dementie op de fysieke, mentale en
socio-economische status van verzorgende familieleden wees uit dat er binnen de
groep van verzorgende familieleden een hogere incidentie is van depressie,
angsten, stressgevoelens en burnout, gekoppeld aan een groter gebruik van
psychotrope medicatie. Deze mantelzorgers beoordelen hun fysieke gezondheid
zélf als minder goed. Het onderhouden van uitgebreide sociale contacten wordt
vaak in belangrijke mate belemmerd door de voortdurende zorg en aandacht die een
dementerende vraagt.
Mantelzorg,
gezin en werk
Vele
mantelzorgers combineren de zorg met een eigen gezin en/of beroepsarbeid.
Zulks is niet altijd haalbaar. Buitenhuis werken wordt door mantelzorgers soms
beschouwd als een moment van verademing en afleiding, soms als een extra
belasting van de geestelijke en fysieke gezondheid. Sommige mantelzorgers onderbreken
tijdelijk hun werk, of zeggen zelfs hun werk op, omdat zij, bijvoorbeeld
omwille van de lange wachtlijsten in de sector voor personen met een
handicap, niet anders kunnen. Velen
die gedurende een
bepaalde periode mantelzorg opnemen ondervinden moeilijkheden om terug in een
job te stappen.
Zulks
noodzaakt tot een debat ten gronde over de positie van de mantelzorger
waarbij aandacht gaat naar inkomensgarantie, mogelijkheden tot terugkeer naar
het werk, de vraag naar een goede verzekering, enz. Zeker moet werk gemaakt
worden van een regeling waardoor de jaren van zorg als voorwaardige arbeid
kunnen meetellen voor de toekenning van een aantal sociale rechten (cf.
voorstellen in de Kamer van Luc Goutry en co).
Federaal
zijn er meerdere regelingen voor zogenaamde ‘zorgverloven’. Door
de combinatie- en tijdelijke uitstapmogelijkheden uit te breiden (ook
financieel) kan een ruimer draagvlak worden gecreëerd voor mantelzorg.
Dit
draagvlak moet er overigens niet enkel zijn voor werknemers, maar ook voor
zelfstandigen. Voor deze laatsten kan gedacht worden aan een systeem
parallel aan het zorgverlof of aan mogelijkheden op het gebied van ‘bedrijfshulp’.
Het
Vlaams Parlement
Gelet
op:
-
het decreet van
14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en
welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg en de uitvoeringsbesluiten;
-
het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2001
tot regeling van de subsidiëring van de diensten voor logistieke hulp en
aanvullende thuiszorg;
-
het falen van
overheidswege om in voldoende professionele thuiszorg te voorzien en het
uitblijven van de beloofde groei met 4% van gezinszorg;
-
de specifieke
betekenis die mantelzorgers hebben voor de persoon voor wie zij de zorg op zich
nemen;
-
de nood aan
effectieve ondersteuning en waardering voor de mantelzorgers;
-
de grenzen die
ook aan de mantelzorg gesteld kunnen worden;
-
het feit dat de
mantelzorgers geen deel meer uitmaken van de Vlaamse zorgverzekering;
-
het feit dat een
goede combinatie met een eigen gezin en professionele arbeid evenals de
mogelijkheid van tijdelijke uitstapmogelijkheden voor mantelzorgers een knelpunt
blijven.
Vraagt
aan de Vlaamse regering
(1)
een verhoging van het aanbod van
professionele thuiszorgvoorzieningen (inclusief oppashulp, poetsdiensten en
klusjesdiensten), met een stappenplan voor een inhaaloperatie wat betreft de
invulling van de programmatie;
(2)
mantelzorg
opnieuw in
beeld te brengen in de
Vlaamse zorgverzekering;
(3)
werk te maken van een betere
toegankelijkheid en informatie over de aanwezige dienstverlening. Het
aanwenden van teletekst bij de regionale TV is een mogelijke piste;
(4)
de opmaak, uitvoering en opvolging van een actieplan
voor de ondersteuning van mantelzorgers. Dit plan moet worden opgemaakt in
samenwerking met de verenigingen van gebruikers en mantelzorgers. Hierin moet
minstens worden opgenomen:
a)
de wijze waarop de diverse groepen van mantelzorgers vanuit hun eigen
noden moeten worden ondersteund;
b)
een inventaris van de bestaande participatiemechanismen voor
mantelzorgers en eventueel te ontwikkelen nieuwe participatiemechanismen, zowel
vóór, tijdens als bij het einde van de mantelzorg;
c)
voor zover als
nodig in overleg met de federale regering, een omkadering voor ontslagmanagement
van residentiële voorzieningen waarbij de thuiszorg naadloos kan aansluiten bij
deze afgeronde residentiële hulp- en dienstverlening en waarbij de bestaande
goede praktijken worden gevaloriseerd.
(5)
in het kader van een betere combinatie van mantelzorg, gezin en werk
a)
de Vlaamse aanmoedigingspremie te optimaliseren met het oog op de
versterking van de mantelzorg;
b)
bij de federale regering aan te dringen op
i.
maatregelen die kunnen bijdragen tot een verbeterde
rechtspositie van de mantelzorger;
ii.
een uitbreiding van de
verschillende stelsels van ‘zorgverloven’, met een uitbreiding van het
toepassingsgebied en een verhoging van de voorziene bedragen;
iii.
specifieke
maatregelen te voorzien voor zelfstandigen die mantelzorg wensen te presteren.
23
juni 2003
Sonja
Becq
Trees Merckx-Van Goey
Ingrid
van Kessel
Riet Van Cleuvenbergen
Ilse Van Eetvelde