Op 31 maart werden Wivina Demeester en Paul van Grembergen gehuldigd in het Vlaams Parlement voor hun dertig jaar parlementair mandaat. Het volledige verslag van de viering kan u hier vinden

De dankrede van Wivina Demeester klonk als volgt:

"Ik liet me voor deze kleine afscheidsrede inspireren door de wijze woorden van Oldenbarneveldt. Toen hij op het schavot stapte om onthoofd te worden, zei hij tegen de klaarstaande beul :Maak het kort alstublieft. En zo geschiedde.

Ik vind echter niet dat ik hier op het schavot sta en zal het kort maken. Ik wil niet filibusteren. Gun me echter meer dan een quote, een statement of, erger nog, een soundbite. Deze drie woorden zou ik, als jonge politica, niet eens begrepen hebben.

Ik heb het uiteraard niet over filibusteren. Dat woord is oeroud. We kenden het, maar deden het niet. Maar dertig jaar geleden zouden we het bij woorden als quote, statement, soundbite, exit poll, ombudsman, inburgering, leefloon en benchmarking het in Keulen horen donderen hebben. Toen donderde het nog in Keulen. Eric Van Rompuy weet dat het vandaag boven Zaventem dondert. Zou er trouwens voor die donder in Keulen een spreidingsplan geëist zijn door de mondige burgers?Spreidingsplan, mondige burgers, vraag eens aan de jongeren wie Daedalus is. Ze zullen antwoorden dat het om een actiegroep gaat die ageert in de Brusselse rand.

Ik hoor trouwens niemand meer het vleiende politieke epitheton gebruiken of krijgen: dat is een politieke hoogvlieger. Natuurlijk hebben we in dit parlement nog hoogvliegers die bereid zijn om hun vleugels te branden aan innovatieve en hoge ideeën. Ik denk hierbij aan de minister-president van de vorige Vlaamse regering. In plaats van over hoogvliegers hebben we het vandaag over iemand met een hoog BV-gehalte, een vlotte communicator, over iemand die streetwise is. Een babe is nog het meest stuitende woord van deze reeks.

Mij noemden ze geen babe. Nergens in mijn politieke omgeving noemde men jonge politica's echter babes. De heer Simonet omschreef me echter wel als de Passionaria van de CVP. Voor hem was dit een scheldwoord, voor mij een compliment.

Ik heb zitten grasduinen in oude en recente notities. Het verbaasde wat voor een stoet aan jargon de revue passeerde. Het was een komen en gaan. Toen Komen gegaan was, kwamen de quaters en de alarmbellen en werden de wafelijzers warm gehouden. De mondigheid van de Vlamingen en de politici is toegenomen. De taal is geëvolueerd. Nationaal werd federaal. Voeren en Komen zijn voor de jongere generaties toeristische trekpleisters van Vlaanderen Vakantieland. Het Egmontpact behoort voor vele jonge politici niet tot de twintigste maar tot de negentiende eeuw. De Brusselse kwestie heeft op den duur meer te maken met zero-tolerantie en met anderstaligen die opteren voor een extreem-Vlaamse partij dan met de taalstrijd van de Vlamingen. Vlaanderen is een deelstaat geworden met een eigen Vlaamse regering en een eigen Vlaams parlement. De gemeenten kennen geen voogdijoverheid meer maar staan in partnership met de toezichthoudende overheid. De wafelijzerpolitiek heeft plaats gemaakt voor communautaire ontspanning en regionale evenwichten. Of misschien toch nog niet ?

Vlaanderen is geëmancipeerd. Het welzijn is niet alleen cijfermatig gegroeid. Vlaanderen werd vooral gekenmerkt door een belangrijke bevolkingsaangroei, een stijging van de levenskwaliteit, de empowerment en de participatie. De eigen Vlaamse cultuur heeft minstens evenveel te maken met het schrijven van kookboeken, het organiseren van barbecues als met de ontwikkeling van het bibliotheekwezen en Antwerpen Wereldboekenstad.

Het woord cultuur dat zowel als cultuur als kultuur kon gespeld worden, wordt intussen weer als cultuur gespeld. Voormalig minister Vandenbossche heeft ons dit aangedaan. Toen we met ons allen de progressieve spelling gingen gebruiken, introduceerde de heer Vandenbossche weer de oude spelling. We hadden hem toen eerder in het progressieve kamp verwacht. Hij creëerde graag verwarring. Minister Vandenbossche beweerde trouwens eens dat hij en ik de enige liberalen waren in de regeringen die geleid werden door minister-president Van Den Brande.

Tot in de gemeenten en in parlement is het ambtelijk taalgebruik uit Nederland doorgedrongen. Vooraleer een kadernota kan gemaakt worden, moeten er eerst krijtlijnen uitgezet worden, moeten de randvoorwaarden omschreven zijn, moet het maatschappelijk draagvlak gecreëerd worden door middel van een kosten-baten-analyse en moet het traject omschreven zijn, zonder dat het flankerend beleid bij dit alles vergeten wordt. Als alles dan in een non-paper is verwoord, wordt het hoog tijd om een rapportagenota op te maken.

We hadden het over het MAP. Daarna kwam het RSV. Nu hebben we de BBB's, de EVA's en de IVA's. Geen mens die nog weet waarover het gaat. En toch blijven de mensen belangrijk. Redenaarstalent heeft plaats gemaakt voor communicatie en infotainment. Verzuiling werd vervangen door ruimte voor overleg met middengroepen. Kasteelpolitiek met loodgieters en handlangers werd ingeruild door open debatcultuur in nieuwe hotels met Toscaanse wijnen. Saaie dossierkennis verdween ? de communicatie ten behoeve - en maakte plaats voor de perceptie.

In de nieuwe politieke cultuur waren de begrippen zitdag en dienstbetoon onkies geworden. Ze werden vervangen door een deontologische code en ombudsfuncties. Maar de heer Decroo ploegde voort.

Nu durven de mensen meer met hun problemen bij de politici komen. Dat is goed voor de politici. Op die manier wordt het contact met de burger immers behouden.

Ik heb in dit parlement veel waarheden en onwaarheden horen vertellen. Ik heb hier echter geleerd dat ik iedereen en alles moest geloven en dat je het woord leugen nooit mag uitspreken. Het wordt immers steevast uit de annalen geschrapt. Dat is trouwens nog zo'n mooi woord dat enkel in dit parlement kan gebruikt worden.

Ik heb geadministreerd en gereglementeerd. Eerlijk gezegd : ik voel nu weer de behoefte om een aantal regels weer af te schaffen. Dit laat echter aan de nieuwe Kafka-generatie over.

Als overtuigd christen-democraat heb ik altijd van een zekere onafhankelijkheid gehouden, heb ik steeds vrijmoedig het hart gelucht en heb ik, in mijn behoefte aan openheid en discussie, wel al eens geprovoceerd. Ik had echter vooral een behoefte aan engagement. Je engageerde je in de politiek en je engageerde je in een politieke partij. Het woord engagement is vandaag minder in trek. Nu stap je in de politiek. Je kiest voor de politiek. Politiek is je ding. Je gaat ervoor en ziet het helemaal voor je. Kortom : je plant een optreden. Engagement betekende dat je een verbintenis aanging.

Ik zal het missen. Ik zal ook zeer goede herinneringen bewaren. Zo zal ik goede herinneringen bewaren aan de puike redenaars van de eerste jaren. De heer Van Grembergen was er zo een. Het halfrond liep ook vol wanneer als de heren Van Elslande en Perin de tribune bestegen. Ik zal de retorische momenten van ?Ik ga naar de koning en biedt het ontslag aan van deze regering? missen. Ik zal de broodjesmaaltijden en de netwerken van Jean-Luc Dehaene missen. Bij de ministerraden in de Wetstraat 16 die geleid werden door premier Martens kon je maar beter niet tegelijkertijd én van de CVP én staatssecretaris én vrouw zijn. Je werd er immers het meest op de korrel genomen. Het was echter een goede leerschool.

Bij de ministerraden op het Martelarenplein kwam ik steevast op tijd en zorgde er zo voor dat ik nog een aantal dossiers kon voorbereiden. Minister Vandenbossche beloofde minister-president Van Den Brande ooit eens een koekoekspolshorloge. Het is er echter nooit van gekomen.

Ik zal ook de wekelijkse stemmingen missen. Slechts een paar keer volgde ik mijn fractie niet. Ik vond dat men in 1976, toen de emancipatie van de vrouw een beetje terrein had veroverd, niet kon opteren voor een vergoeding van de moeder aan de haard. Het bezorgde me banbliksems van Frans Van Mechelen.

Ik zal ook de stressmomenten die gepaard gingen met een poging om een begroting in evenwicht te krijgen, niet vergeten. Ook de handigheidjes om collega's in te tomen die al te veel wilden uitgeven, zullen me bijblijven. Ik zal de spraak en tegenspraak en het gevecht om het gelijk missen. Ik zal de babbels met en vrees voor de pers missen. Ik zal ook de altijd klaarstaande bodes. Zij staan immers altijd klaar om, op een teken van ons, iets te halen of te zoeken. Ik zal de commissiesecretarissen en de redacteurs missen. Zij zetten de spreektaal om in schrijftaal. Ik zal de vele kabinetsmedewerkers missen. Zij zetten de moeilijkste ideeën om in ontwerpen of toespraken. De voorzitter van het parlement zal ik ook missen. De voorzitter van het Vlaams parlement nam ons soms wel, dan weer niet het woord af.

Ten slotte zal ik alle parlementsleden in min of meerder mate missen. De woorden van Rutger Kopland indachtig ben ik ervan overtuigd dat niemand van ons - ook zij niet die na 13 juni dit parlement zullen verlaten - echt weg zullen zijn uit dit parlement. Ik citeer: 'Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven. Niemand wacht, want je bent er nog. Niemand neemt afscheid, want je gaat niet weg'. Bedankt."