Toespraak van Wivina Demeester bij de opening van het parlementair werkjaar | ||||
Waarde collega’s, In
tegenstelling tot vorig jaar, zal het u vandaag niet verrassen dat ik
van de gelegenheid gebruik maak om u enkele van mijn gedachten mee te
geven. Wees gerust, na dertig jaar wil ik de fakkel doorgeven, het zal
dus de laatste keer zijn dat ik het zittingsjaar open.
Vorige
keer deed ik een oproep om in dit Glazen Huis meer spraak en tegenspraak
te brengen; ik deed een oproep aan de regering om op een volwassen
manier met het parlement om te gaan. Vandaag wil ik een oproep doen om
de spraak te voeden door bekommernis, en te ontdoen van branie. Ik zal
dit beknopt doen. Mijn beknoptheid is mijn respect voor u, uw aandacht
is uw respect voor dit Huis. Meer
spraak en tegenspraak, geen omfloerste taal maar een volwaardig
parlementair debat. Het heeft allemaal te maken met communicatie.
“Communicatie” was een woord dat dertig jaar geleden nauwelijks
bestond, of toch niet courant in de mond werd genomen. Toen had men het
over “taal”. “De taalstrijd”, “talenkennis”,
“symbolentaal”, het zijn woorden die allemaal veel betekenis hebben
in de geschiedenis van Vlaanderen en van de Vlamingen. Vlaanderen was
fier op zijn taal, en vocht ervoor. De Vlamingen maakten hun talenkennis
tot economische troef. Gaandeweg
is dit gegeven aan het verschuiven. We zijn nog steeds meesters in
talen, maar we kennen geen taaltechnologie, wel “speech technology”.
We kennen geen “taalmeesters”, maar wel
“communicatiespecialisten”. De spraak wordt minder en minder
belangrijk, en wordt recht evenredig vervangen door “chatsessies”.
Zo
verplaatst zich ook het debat. De spreker gaat niet meer naar het forum,
maar het forum komt naar het debat. Daarom wordt de macht van de media
groter. De spreker komt niet meer naar het Parlement, het Parlement moet
naar de TV-studio. Schaadt
dit de democratie? Niet noodzakelijk. Vorig jaar zei ik: “Tonen en
tegentonen van de tegengestelde visies vormen de harmonie van onze
democratische gemeenschap”. Zolang de mensen een duidelijk zicht
krijgen op de tonen en tegentonen, op de standpunten van ieder van ons,
is de democratie gewaarborgd. Vanaf het moment dat standpunten niet meer
worden uitgewisseld, vanaf het moment dat standpunten niet meer worden
ingenomen, vervlakt onze democratie tot een soort “oligarchie van geïnteresseerden”.
Duidelijke
standpunten innemen, vrijmoedig en open debatteren is noodzakelijk. Wat
is hiervoor nodig? Visie en taal. De visie halen we uit onze bekommernis
om de mensen. Samen met politieke gelijkgezinden nemen we standpunten
in. Soms is er moed voor nodig, maar het is onze plicht om die moed te
tonen. De
taal die we spreken, evolueert. Dertig jaar geleden spraken politici
eerder een soort “notaristaal”. Sommigen deden dit schitterend,
anderen hadden er meer moeite mee. Misschien is de slinger nu juist naar
de andere kant gegaan, en spreken we vandaag
teveel “showbizztaal”. Politici
moeten het juiste evenwicht vinden: verstaanbaar én correct zijn. We
moeten geen communicatiespecialisten of taalmeesters zijn om dit in de
praktijk te brengen. Integendeel, misschien hebben we teveel geluisterd
naar (sommige) taalmeesters, die ons zo verstaanbaar maken dat sommige
zaken niet meer correct kunnen voorgesteld worden en de waarheid geweld
wordt aangedaan. Ook een negatieve boodschap moet kunnen gebracht
worden. We
kunnen best wat leren uit andere beroepen. Ervaringen uit andere
sectoren leren de politiek op een andere manier te communiceren. De
“corporate governance”-plicht in grote beursgenoteerde bedrijven kan
een voorbeeld zijn om ook in de politiek correcte taal te hanteren. Het
taalgebruik tussen een bedrijfsleider en een werknemer in een KMO kan in
de politiek heel waardevol gebruikt worden. En waar is taal belangrijker
dan in de zorgsector, waar men per definitie met mensen werkt, waar men
per definitie om de mensen bekommerd is? Ik
pleit voor meer bezorgdheid en minder branie. Het Vlaams Parlement moet
de plaats zijn waar mannen en vrouwen zich bekommeren om het geluk van
allen die in Vlaanderen leven. Laat branie niet het einde zijn. Laat
bekommernis de grondstof van de politiek zijn. Ze drijft de goede
politici. Ze kent geen leeftijd. Laat branie voor de woordvoerders. Ze
haalt geen twee campagnes. Waarde
collega’s, deze prachtige glazen “praatkamer” moet de plaats zijn
waar we samen dit parlementair jaar zinvol en genuanceerd van gedachten
wisselen over het welzijn van alle mensen die in Vlaanderen leven.
Zoals
ik vóór mijn politieke loopbaan hoopte dat mijn boodschap en mijn
handelen in het geheugen van mijn leerlingen zou blijven hangen, hoop ik
dat de boodschap die ik vorig jaar bracht, om meer spraak en tegenspraak
te brengen, en de oproep en wens van vandaag voor een verstaanbare én
correcte boodschap, - met bekommernis ten grondslag - ook ergens in het
collectief geheugen van dit Parlement een plaats krijgt. Zoals
u ziet, ben ik een beetje lerares gebleven. Samen met die tienduizenden
mannen en vrouwen die nu in onze scholen onze jonge Vlamingen vormen
voor de toekomst, ben ik daar nog trots op ook. Ik
wens u allen een vruchtbaar en boeiend parlementair jaar, en daarmee
verklaar ik de zitting voor geopend. Wivina
Demeester 22
september 2003
|