Meer these en antithese in
het politiek debat.
Achtentwintig jaar
geleden, in 1974, was ik als jongste verkozene, secretaris bij de
openingszitting van de nieuw verkozen Kamer. Een woelige tijd, met de oliecrisis
en een torenhoge inflatie. Walen en Vlamingen stonden tegenover elkaar, we
debatteerden over saneringen en
sluitingen, er waren schoolverlaters zonder toekomst, en later kenden we de
woelige debatten over de rakettenkwestie.
De Kamer kende soms Latijnse toestanden, maar was begeesterend en bezielend. De debatten waren hard, zonder mededogen, maar duidelijk omdat iedereen herkenbaar was en wist waarvoor de andere stond. De socialisten waren rood, de liberalen blauw en de christen-democraten oranje.
Vandaag, in 2002, staat Vlaanderen op de bovenste sport van de welvaartsladder. Vlaanderen heeft het minst aantal armen van de hele wereld. Vlaanderen heeft aanzien in de rest van de wereld, dankzij de werkkracht en het vernuft van onze bevolking. Maar in Vlaanderen is men niet zo gelukkig.
We hebben een eigen Vlaamse
Kamer, een eigen huis van en voor debat. De vraag is echter of er nog wel echt
een debat wordt gevoerd? Is er nog spraak en tegenspraak?
Is er nog een these en een antithese? Staan meningen nog wel tegenover
elkaar? Is er nog een onderscheid te herkennen tussen diegenen die “tegen”
stemmen en diegenen die “voor” stemmen? En is het
niet juist daarom voor de kiezer zo moeilijk om zijn keuze te bepalen ?
Vandaag wil bij peilingen 1/3 van de ondervraagden zich niet meer uitspreken. Omdat men geen mening heeft? Omdat men zijn mening niet wil uiten? Of gewoon omdat men het niet meer weet, niet meer kan weten, want onvoldoende profiel, onvoldoende these en antithese? Vaak wordt gesteld dat de verschillen tussen politieke partijen verkleind zijn, verbleekt zijn, ja zelfs verdwenen zijn. Is dat wel zo, of wordt de these en de antithese niet meer geformuleerd? Wordt het debat over voor en tegen nog wel geargumenteerd? Wordt sowieso het debat nog wel gevoerd?
In vergelijking met de Kamer van twintig jaar geleden, is het Vlaams Parlement een saaie dossiermachine, koeler, geen Latijns parlement maar wel een Polderparlement. Hangt dit samen met de situatie rondom ons? Is er minder stof om over te debatteren? Gaat alles zo goed dat er geen politici meer nodig zijn? Men zou bijna denken van wel. Echter: Schijn bedriegt. Het debat is de zuurstof van de democratie. Bij gebrek aan gezonde polarisatie zal onze democratie een langzame dood sterven. Zonder debat lopen we het risico om terecht te komen in een “zapcratie”, de macht aan de burger die zonder enige ideologisch houvast naar hartelust zapt van de ene BV naar de andere, zonder te weten waarvoor die BV nu echt staat. Door een gebrek aan debat houdt de politiek op te bestaan. De democratie dooft uit. Waarom zou het volk nog vertegenwoordigers moeten kiezen als er geen debat meer wordt gevoerd?
‘Meer these en antithese laat zien waar het in de politiek om moet gaan’. Meer spraak en tegenspraak kan duidelijk maken vanuit welke visie en vanuit welke inspiratie de verkozenen en hun partijen politiek begrijpen en bedrijven. Spraak en tegenspraak maakt ons herkenbaar.
Ik hou daarom een pleidooi om van het Vlaams Parlement een Kamer te maken waarin het debat centraal staat. Een Kamer met meer begeestering en bezieling, met meer engagement, met meer beklijving. Ik durf er van te dromen dat dit geen rustig jaar wordt, het gezegde van Goethe indachtig ‘’Gelijkheid van inzicht laat ons in rust. Maar de tegenspraak is het die ons productief maakt.’
Het parlement moet opnieuw productief zijn, niet door meer decreten te produceren, eerder door er af te schaffen, maar vooral door op een eenvoudige manier klaarheid te scheppen in haar echte tegenstellingen. Klaarheid door spraak te brengen waarop tegenspraak mogelijk wordt. Over thema’s die onze bevolking raken en bezig houden: veiligheid, gezondheid, onderwijs, mobiliteit. Spraak en tegenspraak, zonder omwegen, zonder omfloerste taal,zodat het politieke debat niet failliet gaat.
In de Schelp van het Vlaams Parlement, de ontmoetingsplaats van zovele Vlamingen, worden de debatten vaak intenser, met meer tegenstellingen en met meer duidelijkheid gevoerd. Het moet de ambitie zijn om het debat ook in het parlementair halfrond te voeren, zodat de tegenstellingen tussen de parlementsleden klaar tot uiting komen, in de hoop voor dit debat de interesse van de mensen te winnen. Ten dienste van de democratie.
Het parlement heeft een specifieke rol te spelen. Het is de eerste plaats waar het debat moet gevoerd worden. Van een regering wordt verwacht dat ze tot dit debat uitnodigt. Parafraserend op wat de Nederlandse minister-president Balkenende onlangs nog heeft gesteld, “de democratie meet men aan de wijze waarop de meerderheid met de minderheid omgaat”, zou men kunnen zeggen: “de democratie meet men aan de wijze waarop de regering met het parlement omgaat”. Met spraak en tegenspraak, zonder omwegen, zonder omfloerste taal
De regering moet haar ontwerpen duidelijk voorstellen, niet omfloerst maar volledig transparant. Hetzelfde geldt voor de verschillende fracties. Pas dan geeft een these de mogelijkheid tot een antithese. Pas dan zullen we een goed debat kunnen voeren. De regering mag vooral niet de indruk krijgen dat haar werk af is, dat de bespreking in het parlement enkel nog een routine is, een formaliteit waar je nu eenmaal door moet. Het werkstuk van de regering is een ontwerp, niet minder, maar ook niet meer.
Het hele jaar door moet dit een grondhouding zijn. De meerderheid moet haar stellingen in alle verscheidenheid formuleren. Geen achterkamerpolitiek, waar het Compromis –met hoofdletter- regeert. Het gevaar bestaat dat de zogenaamde Open-Debatcultuur een façade is waarachter de deur van de achterkamerpolitiek verborgen zit. Het gevaar bestaat dat de open-debatcultuur een show is, zodat het politieke debat als risicoloze confrontatie kan aangegaan worden.
Het parlement moet echter zelf de keuze voor het inhoudelijke debat maken, waarbij wij durven zeggen - elk vanuit onze inspiratie - wat wij voor de burgers kunnen en willen doen en wat de burgers voor zichzelf en voor elkaar kunnen doen. ‘Tonen en tegentonen van de tegengestelde visies vormen dan de harmonie van onze democratische gemeenschap’. Op die tonen en tegentonen, op deze spraak en tegenspraak, kunnen de burgers ons beoordelen. Dat is de job waarvoor wij verkozen zijn, of nog beter: waarvoor wij uitverkoren zijn. Ik wil dit doen vanuit een solide, sociale en waardenvaste inspiratie.
Wivina Demeester-De Meyer