SCHRIFTELIJKE VRAAG

 

AAN DE HEER STEVE STEVAERT,

MINISTER VICE-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING EN VLAAMS MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, MOBILITEIT EN ENERGIE

 

Betreft :             verkeersdrukte – tellingen

 

 

Begin augustus werden door de Vlaamse overheid (Administratie Wegen en Verkeer) de cijfers bekendgemaakt van de verkeersdrukte over de eerste zes maanden van het jaar. Het bleek dat tijdens de eerste zes maanden de verkeersdrukte met 0,85% afnam. Vooral op de autosnelwegen zouden minder kilometers zijn afgelegd. Dit staat in schril contrast met de sterke toename van de drukte tijdens de voorbije jaren.

 

Uit de cijfers van het NIS blijkt echter dat in het jaar 2000 meer voertuigen dan ooit zijn ingeschreven (2000 : 626.344 ; 1999 : 604.823 ; 1998 : 549.172). Het totale voertuigenpark is nog nooit zo groot geweest (2000 : 5.735.034 ; 1999 : 5.596.309 ; 1998 : 5.454.056).

 

Vandaar wens ik de volgende vragen te stellen :

 

1.      Hoe schat u de betrouwbaarheid in van de resultaten van de tellingen uitgevoerd door de Vlaamse overheid (Administratie Wegen en Verkeer) ?

 

2.      Hoe verklaart u het resultaat, gegeven het hoge aantal inschrijvingen van nieuwe voertuigen en het totale voertuigenpark in de periode voorafgaand aan de tellingen ? Is het realistisch te veronderstellen dat er minder met de wagen wordt gereden, alhoewel er meer wagens zijn ?

 

3.      Wat is de evolutie van het aantal file-uren in Vlaanderen ?

 

 

 

Wivina Demeester

4 september 2001      

 

Antwoord op vraag nr. 307 van 21 september 2001 door minister Steve Stevaert, vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Openbare Werken, Mobiliteit en Energie.

De verkeerstellingen worden uitgevoerd door enerzijd de administratie Ondersteunende Studies en opdrachten (AOSO) en anderzijds door de administratie Wegen en Verkeer (AWV). hierbij zorgt AOSO voor de installatie en goede werking van de detectiesystemen (elektromagnetsche lussen of camera's) en de transmissie van de gegevens naar de centrale computer in het Vlaams Verkeerscentrum. AWV zorgt voor de verwerking en rapportering van de gegevens.

 

Het rapport betreffende de evolutiecoëfficiënten van het verkeer op autosnelwegen en gewestwegen wordt reeds jaren op dezelfde manier opgesteld: van elk telpunt wordt, over de te vergelijken periode, het gemiddelde verkeer per dag van 6 uur tot 22 uur genomen. In dit gemiddelde zijn zowel werkdagen, zaterdagen als zondagen opgenomen. Dit gemiddelde wordt dan vermenigvuldigd met de afstand waarover de telling representatief is. Voor autosnelwegen bv. is dit de afstand tussen de centrale punten van de voor- en achterliggende wisselaars t.o.v. het telpunt. Op die manier wordt per telpost het aantal afgelegde voertuigkilometers bekomen.

Deze voertuigkilometers worden vervolgens samengesteld, zowel per autosnelweg als per provincie en mekaar vergeleken.De telposten die in de vergelijking worden opgenomen zijn deze die in de te vergelijken periodes op dezelfde manier hebben gefunctioneerd. De grootte van de vergelijkbare pakketten is wel zodanig dat de representativiteit voldoende groot is.

1. Gezien de methodologie om de verkeersevolutiecoëfficient te bepalen reeds jaren onveranderd is (zelfde meetapparatuur, zelfde mensen, zelfde rapportering) is er geen reden om aan te nemen dat de recente cijfers onbetrouwbaarder zouden zijn dan de voorgaande.

2. De cijfers die begin augustus 2001 werden gepubliceerd dienen echter ook in hun juiste context te worden geplaatst.:

a. De evolutiecoëfficienten hebben betrekking op het eerste halfjaar 2001 t.o.v. het eerste halfjaar 2000. Dit betekent dus dat het verkeer in de verlofmaanden juli en augustus niet mee werd beschouwd.

b. er zijn ook verschillen tussen de regio's: het oostelijk gedeelte van Vlaanderen (vooral A2 en E313 in de provincie Limburg) kent nog steeds een toename, het meer centraal gelegengedeelte (provincies Antwerpen en Vlaams-brabant) schommelt rond de nul-toename, terwijl vooral de westelijke provincies Oost- en West-Vlaanderen een verminderin gvan het verkeer vertonen. Maar het is juist in deze provincies dat het toeristisch verkeer het meeste impact heeft, en zoals onder punt a vermeld, zijn de verlofmaanden niet in de vergelijking opgenomen.

c. Reeds in de tweede helft van 2000 werd een verminderde toename van het verkeer op de autosnelwegen vastgesteld. Deze trend heeft zich blijkbaar doorgezet begin 2001. Om het evolutiecijfer 2000-2001 te relateren tot de de voorgaande jaren, dient er gewacht te worden op de uiteindelijke cijfers die ovr het volledige jaar 2001 lopen.

d. In het verleden waren er soms ook schommelingen in de verkeersdrukten, zonder dat hiervoor een sluitende verklaring kon gegeven worden. Om eventueel van een trendbreuk te kunnen spreken, moet er een gelijkaardige evolutie zijn over meerdere jaren.

e. De reden voor de toename van het wagenpark is eveneens niet gekend. Indien bv. de aangroei zich vooral zou toespitsen op tweede wagens binnen het gezin, is het mogelijk dat deze hoofdzakelijk binnen agglomeraties en op lokale wegen gebruikt worden. En zoals vermeld onder punt d zijn hier geen verkeerstellingen beschikbaar.

3. Het meten van de file-uren in Vlaanderen is nog maar pas opgestart. DE methodologie hiervan wordt nog verfijnd en het is nog te vroeg om reeds een uitspraak te kunnen doen over de evolutie van de file-uren in Vlaanderen.