DE POLITIEKE KLEUREN
De liberalen kregen in de jaren 1870 bij de verkiezingen een
plaats op de stembrief aan de linkerkant, de blauwe kolom. De katholieken
stonden rechts in het karmijnrood,
de rest stond in het midden, zonder kleur. De liberalen wonnen, en ze behielden
het blauw als hun “lijfkleur”. De katholieken verloren, en dus hielden ze
niet vast aan het rood. Bovendien was het rood ondertussen ook de kleur geworden
van de internationale socialistische beweging die op gang gekomen was (naar de
rode mutsen van de Franse revolutionairen). De socialisten namen overal het rood
over.
De
katholieken (en nadien de christen-democraten) bleven zonder kleur achter. Of
beter: meerdere kleuren waren toepasselijk. Het geel, als de pauselijke kleur.
Het groen, als kleur van de beweging rond priester Daens (nu nog is het groen de
kleur van de christelijke arbeidersbeweging). De ecologisten van Agalev namen
heel toepasselijk een groene kleur aan.
Het werd dan uiteindelijk het oranje, pas in de jaren ‘60 . Volgens sommigen omdat het de kleur was van de hoop en wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Waarschijnlijk is het oranje echt afkomstig van een marketingonderzoek, uitgevoerd door toenmalig voorzitter Van den Boeynants. Oranje was gewoon een mooie kleur, een trendy kleur waar je goed mee kon scoren.
Uit:
KADOC nieuwsbrief 2003 nr. 4