De successierechten zijn "van alle tijden".
Wel kan vastgesteld worden dat
de achterliggende filosofie wel eens veranderde, en waarschijnlijk geen
aanknopingspunt meer heeft met de situatie van vandaag.
Reeds in de Romeinse tijd kende men een "successierecht" (5%): de
"vicesima
hereditatum". De motivering hierachter is echter onbekend.
Tijdens het feodale tijdperk (Ancien regime) diende men een "droit de
relief" te betalen bij de overgang van een leen. De overgang van een leen
van vader op zoon was hieraan wel niet onderworpen, omdat dit een
"natuurlijke overgang" was en dus niet belast moest worden. Wel
moest de
zoon dan wel naar het kasteel van de heer komen, om hem trouw te bewijzen.
Begin 1600 voerden een aantal steden een successierecht in voor overgangen
naar "vreemden" (= personen van buiten de stad): in Brussel bedroeg
deze 2%
voor onroerende goederen, en 10% voor roerende goederen. Voor de roerende
goederen werd dit gemotiveerd door het feit dat de stad toekomstige
inkomsten verloor, omdat "vreemden" niet onder de stedelijke
fiscaliteit
vielen. Vertaald naar vandaag, zou dit betekenen dat enkel niet-inwoners van
België/Vlaanderen een successierecht zouden moeten betalen...
Ons systeem van successierechten, gaat in feite direct terug tot het systeem
dat uitgewerkt werd in de Franse revolutionaire wetgeving (wet van december
1790). Daarin werd geen onderscheid gemaakt tussen inwoners en
niet-inwoners, maar wel tussen roerende en onroerende goederen, en werd er
een onderscheid gemaakt in graad van verwantschap. Deze belasting werd
verantwoord als volgt:
"Cependant, c'est la société qui autorise et qui protège les propriétés
privées. ..., et cette faveur ne peut être gratuite dans aucun cas, dès que
la société a des dépenses publiques à faire pour assurer la garantie
commune
et protéger les propriétés privés." Met andere woorden: De
maatschappij
maakt erfenissen mogelijk en beschermt het privébezit. Het successierecht is
hiervoor de vergoeding.
Tijdens het Nederlandse bewind, werd in 1817 het successierecht in rechte
lijn terug afgeschaft. In 1851 voerde België deze echter terug in, om een
heel simpele reden...: onder druk van budgettaire noden.
Zo is het vandaag nog dikwijls het geval: misschien moeten belastingen
niet alleen een budgettair effect op het oog hebben, maar ook en
vooral een instrument
zijn om beleid te voeren. Met andere woorden: belastingen heffen om
het gedrag van de burger in goede banen te leiden.