Opening

“20 jaar Mode, Dit is Belgisch!?”

  Toespraak van Wivina Demeester,

voorzitter Flanders Fashion Institute

    “20 jaar Mode, Dit is Belgisch”. Dit is een korte maar rijke geschiedenis. Een geschiedenis van hoogten en laagten, van vreugde- en vechtmomenten, van rijke en arme momenten, maar vooral ook een geschiedenis van enthousiasme en hard werken. Zowel voor de ontwerpers , als voor de gevestigde merken, voor de Couture, als voor de Lingerie, zelfs voor de Kindermode.

Vandaag gaat hier een tentoonstelling van start, opgebouwd door het Flanders Fashion Institute, onder de stimulerende en hartverwarmende leiding van Geert Bruloot.

Twintig jaar geleden werd door het Instituut voor Textiel en Confectie van België -het ITCB-, in uitvoering van het Textielplan, de slogan “Mode, Dit is Belgisch” gelanceerd. Helena Ravijst bezielde deze actie. De textielsector kreeg hiermee een belangrijke creatieve en economische stimulans. Twintig jaar later heeft de Belgische mode een naam tot ver voorbij de grenzen en blikt het Flanders Fashion Institute terug en ook vooruit naar dit modefenomeen.

Het vraagteken in de titel van de tentoonstelling staat voor de vraag of de Belgische mode nog wel een Belgisch dan wel een internationaal verhaal geworden is ; en het uitroepteken bevestigt dan weer dat er wel degelijk een ‘Belgische’ mode bestaat die als zeer authentiek ervaren wordt. In de tentoonstelling wordt via een collage van beelden en tekst het verhaal van de Belgische mode verteld. Dat start met “de Zes van Antwerpen” in het begin van de jaren tachtig, en eindigt in het nu met een blow up van het parcours van Vitrine 2003 dat dit jaar ook in het teken staat van “Mode, Dit is Belgisch”, en maar liefst 107 deelnemers kent, meer dan ooit tevoren. Via datumbanden wordt het verhaal van de Belgische mode in een groter geheel geplaatst, namelijk die van de internationale modewereld enerzijds, en die van de belangrijkste culturele, politieke en economische hoogtepunten en ontwikkelingen anderzijds.


Dit is een tentoonstelling over twintig jaar Belgische mode. De mode, die haar wortels vindt in de creativiteit van de Antwerpse Koninklijke Academie onder leiding van Linda Loppa, die in de sporen trad van haar voorganger Mary Prijot. Twintig jaar Belgische mode, die eveneens haar wortels vindt in het Textielplan, in het ITCB die het commerciële luik van het Textielplan uitvoerde. Sleutelmomenten waren zeker de beide missies naar Japan, het land dat toen enkel groeicijfers kende, met modeshows in Osaka en Tokyo, en de gezamenlijke tocht van de Zes van Antwerpen naar de modebeurs in Londen, toen een gerenommeerd modecentrum. Geert Bruloot was toen de drijvende kracht achter het initiatief. Terecht is hij vandaag ook één van de steunpilaren van het FFI. Het ITCB maakte ook de juiste keuze door de Gouden Spoelwedstrijden te organiseren, waarbij de deelnemers op kosten van het ITCB een eigen collectie konden ontwerpen, in samenwerking  met de industrie;

De Gouden Spoelwedstrijden betekenden voor de meeste ontwerpers een doorbraak. Vier van de Zes van Antwerpen (Ann Demeulemeester, Dirk van Saene, Walter Van Beirendonck en Dirk Bikkenbergs) wonnen een wedstrijd en haalden er zeker bekendheid en faam uit. De zevende van de Zes, Martin Margiela, heeft er zijn contract met Jean Paul Gauthier, voorzitter van de tweede Gouden Spoel, aan overgehouden. Hij keerde nooit meer uit Parijs terug.

Het beeld van de Zes van Antwerpen blijft bestaan, zelfs nadat ze elk hun eigen weg zijn gegaan. Nog steeds zijn ze allemaal op hun manier sterk aanwezig op de markt, zij het wel zeer verschillend qua stijl en qua omvang. Het is duidelijk dat de ontwikkeling van dit modegebeuren een economische impact heeft. Was de formule van de Zes van Antwerpen een toverformule, of was het een toeval van omstandigheden. Het verdient als model geanalyseerd te worden. De internationale Insead-businessschool heeft beslist om hierover een studie te maken. 

Moeten we niet als Flanders Fashion Institute voor de nieuw afgestudeerden een nieuw model uitstippelen? Kan het FFI een nieuwe dynamische rol spelen in de ondersteuning van jonge ontwerpers en moeten we jaarlijks naar een “DIGITALE SPOEL-wedstrijd”? 

Het is boeiend om even terug te blikken op de tijd van het ontstaan van het Textielplan. Ons land was in de jaren ’70 in diepe economische crisis. De textielsector, één van de pijlers van ons economisch bestel, kende niet enkel een conjuncturele crisis, maar ook diepe structurele problemen. We verloren marktaandeel, de sector leed verlies en van 1973 tot 1978 liep de tewerkstelling terug van 185.000 tot 125.000 arbeidsplaatsen. Ter illustratie: Ook vandaag kent de textielsector geen remonte, en werken er in Vlaanderen nog slechts 40.000 mensen in de textielsector, en 12.000 tot 15.000 in de kledingsector.

Op 6 augustus 1980 besliste de regering om het Textielplan uit te voeren. Door strubbelingen met Europa duurde het nog tot 1982 vooraleer het plan effectief begon te werken. Er werd 27,5 miljard frank voor vrijgemaakt. Omgerekend naar vandaag is dat 51,5 miljard frank of 1,28 miljard Euro. Een belangrijk deel hiervan ging naar initiatieven op het vlak van design, marketing, promotie, onderzoek en ontwikkeling, beroepsopleiding en beheer. Het Instituut voor Textiel en Confectie van België (het ITCB) mocht dit geld beheren en uitgeven. Zij hadden hiervoor 5,7 miljard frank ter beschikking. Omgerekend naar vandaag is dat 10,7 miljard frank, of 265 miljoen Euro.        

“Mode, dit is Belgisch” en de Gouden Spoelwedstrijden waren enkele initiatieven die werden genomen.

Is het te ambitieus om te poneren dat het FFI in zekere zin de opvolger moet worden van het ITCB? Is het te voortvarend om te poneren dat een nieuw Textielplan opnieuw een prachtige impuls zou geven aan de textielsector? In elk geval zou zelfs maar een fractie van de 265 miljoen Euro heel welkom zijn. We zouden hiermee een Productiefonds kunnen opzetten van waaruit jonge ontwerpers logistieke steun kunnen genieten en kunnen doorgroeien.          

In elk geval ontbrak het de generatie na de “Zes van Antwerpen” niet aan inzet om zonder een Textielplan door te breken. Deze generatie moest het op eigen kracht doen, al of niet gesteund door ondernemers en/of financiers. Zoals we kunnen zien in de tentoonstelling, werden de Zes van Antwerpen  bijgebeend door Raf Simons, AF VandeVorst, Veronique Branqhuino, Jurgi Persoons, Angelo Figus, Bernhard Willems, Bruno Pieters, Haider Ackermann, Tim Van Steenbergen…..

Het talent van de Antwerpse school heeft alvast gemeen dat ze avant-garde is, trouw aan de opgave van de Gouden Spoelwedstrijden  ‘extreem creatief en vooruitstrevend’, en dat ze ook in andere markten thuis zijn. Enkelen onder hen ontwerpen theater- en operakostuums (Walter Van Beirendonck en AF Vandevorst) anderen worden curator van een tentoonstelling ( Raf Simons en Angelo Figus).

Het concept van de tentoonstelling is van Geert Bruloot en werd gerealiseerd samen met Peter De Potter, Harald Ligtvoet, Bob Verhelst en Gerdi Esch. Elise Taillieu, en Tim Stoops,werkten als jonge stagiaires onverdroten mee aan dit project. Ik wel hen allen danken voor de vele uren tot op het laatste moment.

Onze dank gaat ook Dieter Suls en Birgit Ansoms van het MoMu archief voor hun medewerking, Levis, Weekend Knack en ASAP Photographic Services voor hun steun en alle ontwerpers, fotografen, grafisch ontwerpers en de vele anderen die hier hun medewerking aan verleend hebben.

Deze tentoonstelling kon zonder het sponsorcontract dat FFI heeft met Fortis niet gerealiseerd worden.

De tentoonstelling “Mode dit is Belgisch!?” loopt van 11 tot 30 september 2003 in het Forum van ModeNatie. Ik hoop dat u zal genieten van deze avond, en dat uw mond-aan-mondreclame vele mensen zal overhalen om kennis te komen maken met het modefenomeen van de laatste twintig jaar.

Antwerpen, 10-09-03

 

 

* * *