PROEVE VAN
GEMEENTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING INZAKE
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN VOOR
WONINGEN GELEGEN TE ZOERSEL IN
NATUURGEBIED,
BOSGEBIED OF
AGRARISCH GEBIED MET ECOLOGISCHE WAARDE
Artikel
1.
Deze verordening is van toepassing op bestaande niet verkrotte woningen die
vergund zijn of geacht worden vergund te zijn, gelegen op het grondgebied
Zoersel, gelegen in zone ingekleurd als natuurgebied, als bosgebied of als
agrarisch gebied met ecologische waarde.
Art.
2.
De voorschriften gesteld in deze verordening zijn van toepassing in zoverre de
goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Dit betekent dat de ruimtelijke
draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en de goede ruimtelijke
ordening van het gebied niet wordt geschaad.
Art.
3.
Een woning bedoeld in deze verordening, mag een maximumvolume hebben van:
… m³ (en/of % van huidige
volume) voor woningen gelegen in natuurgebied, buitenmuren, scheidingswanden,
dakuitbouw, ondergrondse bergingen en overdekte terrassen niet meegerekend.
… m³ (en/of % van huidige volume) voor woningen gelegen
in bosgebied, buitenmuren, scheidingswanden, ondergrondse bergingen en overdekte
terrassen niet meegerekend.
… m³ (en/of % van huidige volume) voor woningen gelegen
in agrarisch gebied met ecologische waarde, buitenmuren, scheidingswanden,
ondergrondse bergingen en overdekte terrassen niet meegerekend.
Art.
4.
De totale grondoppervlakte van de woning bedoeld in deze verordening, de
terrassen, private toegangswegen, parkeerplaatsen en eventuele verhardingen
inbegrepen, mag nooit meer bedragen dan 1/3 van de perceelsoppervlakte.
Art.
5.
Opritten hebben een maximale breedte van 3 meter. Een verharde parkeerplaats
heeft een maximale oppervlakte van 5,5 bij 3 meter.
Art.
6.
Alle gevel- en dakvlakken meoten worden uitgevoerd met natuurlijke, onopvallende
en aan het karakter van de omgeving aangepaste materialen, zoals hout, rustiek
of klassiek metselwerk, pannen, leien en stro. Constructies in betonplaten
alsmede glasgevels zijn niet toegelaten.
Art.
7.
Opritten en parkeerplaatsen mogen enkel uitgevoerd worden in waterdoorlatend
materiaal.
Art.
8.
Afsluitingen, bestaande uit prikkeldraad, betonplaten, stenen muren, houten
panelen, rietmatten en dergelijke zijn niet toegelaten.
Art.
9.
De bestaande beplanting op percelen waarop woningen bedoeld in deze verordening
gelegen zijn, moet maximaal behouden blijven.
Art. 10. Percelen gelegen in bosgebied die niet of schaars
beplant zijn, moeten hoofdzakelijk met inheems, streekeigen, gewassen worden
beplant met een minimum van één hoogstam en twee laagstammen per 30m²
niet-verharde oppervlakte.
Art.
11.
Indien er geen aansluiting is op een gezamenlijk rioolnet met
afvalwaterzuiveringsinstallatie of op het openbaar rioolnet, moet elke woning
bedoeld in deze verordening ten minste aangesloten zijn op een septic tank en/of
een alternatief waterzuiveringssysteem. Rechtstreekse lozing van het afvalwater
in open grachten is verboden.
Art.
12.
Hemel- en oppervlaktewater dienen gescheiden van het rioleringssysteem
opgevangen te worden en/of afgeleid in open grachten.
Art.
13.
Tanks voor gas en andere brandstoffen kunnen bovengronds worden opgericht,
wanneer ze een inhoud hebben van max. 500 liter. Deze tanks dienen met een
streekeigen groenscherm afgeboord te worden indien ze niet verdekt en
aansluitend aan de woning worden opgesteld.
Art.
14.
Verwarmingsinstallaties moeten steeds uitgaan van de norm « best
beschikbare technieken », gericht op energiezuinigheid en
energieterugwinning.