Interpellatie van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de problematiek van de wachtlijsten voor personen met een handicap

Vraag om uitleg van mevrouw Ann De Martelaer tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het actieplan wachtlijsten voor personen met een handicap

De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Becq tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de problematiek van de wachtlijsten voor personen met een handicap met daaraan toegevoegd de vraag om uitleg van mevrouw De Martelaer tot minister Vogels, over het actieplan wachtlijsten voor personen met een handicap.

Mevrouw Becq heeft het woord.

Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de voorzitter, misschien had ik beter de journalisten opgebeld en deze interpellatie niet gehouden. Toevallig legde de minister gisteren ronkende verklaringen af, net de dag voor in de commissie een interpellatie aan de orde is waarin om initiatieven wordt gevraagd. Het is jammer dat dit zo moet gebeuren. Het commissiewerk wordt helemaal niet gewaardeerd. De minister is nochtans zelf een actief parlementslid geweest.

Ik vrees dat de boodschap van de minister koren op de molen van de antipolitiek is, omdat er geen andere oplossingen worden geboden dan degene die zij vorig jaar heeft aangekondigd. Ik ben dus behoorlijk boos. Al bij al is al heel wat herhaaldelijk beloofd en zou de wachtlijst zijn opgelost, mochten de beloften zijn ingelost.

Mensen die persoonlijk worden getroffen door de wachtlijsten vragen mij om er bij de minister op aan te dringen de juiste maatregelen te treffen. De thematiek is in de commissie reeds lang aan de orde gesteld. De minister heeft dikwijls gezegd dat zij de wachtlijst zou gebruiken. De minister zou dan van de gelegenheid gebruikmaken om meer middelen te vragen. Ik herinner mij een bedrag van 3 miljard frank. Uiteindelijk werd een bedrag van 800 miljoen frank toegezegd. Hiervan werd 770 miljoen frank voor de wachtlijsten gereserveerd. Hieronder werden de centrale wachtlijsten verstaan, en ook de wachtlijsten voor personen die een aanvraag indienen voor een persoonlijk assistentiebudget.

Gelukkig heeft de minister kunnen voortbouwen op het systeem van centrale wachtlijsten, zoals dat door minister Martens – tegen de zin van de instellingen – werd doorgevoerd. Dat is niet gemakkelijk, want de centrale wachtlijsten zijn gebaseerd op vertrouwelijke gegevens van instellingen. Het vergt heel wat vertrouwen van de instellingen om die lijsten prijs te geven. Soms wordt daarover met concurrenten uit andere instellingen gesproken. Op die lijsten worden urgentiecodes naar alle eerlijkheid ingevuld. Deze eerlijke evaluatie wordt nu als basis gebruikt voor het toekennen van het aantal plaatsen. Er zouden nu dan ook meer urgentiecodes 1 en 2 binnenkomen dan oorspronkelijk het geval was.

In juni 2001 ging het om een wachtlijst van 3451 personen. Een 1200-tal mensen vroegen om opname binnen de zes maanden. Daarnaast waren er een 2000-tal aanvragen voor een persoonlijk assistentiebudget. Een 400-tal hiervan werden vorig jaar toegekend. In de vorige begroting werd een moratorium ingesteld voor de residentiële sector. Dat maakt de situatie nog moeilijker. Een vergunning afleveren en een bijkomende plaats creëren duurt al bij al twee jaar. Ik hoop dat de minister eerlijk zegt dat het moratorium dat zij vroeger invoerde een van de redenen is waarom het nu allemaal langer duurt.

De situatie is schrijnend voor degenen die geen oplossing vinden. Voor de groep van 700 die wel een antwoord krijgen, is het een goede zaak. Niemand van ons zegt dat ook maar iemand onterecht is geselecteerd. De vragen komen van de mensen die op de wachtlijst staan en een even terecht antwoord op hun vraag verwachten.

Er zijn knelpunten inzake de werking van de task force. Jongeren maken niet systematisch deel uit van de wachtlijsten. In de provincie Antwerpen zou een en ander op punt staan, maar niet in Oost Vlaanderen, Limburg of Vlaams-Brabant. De werkwijze kan niet zomaar worden toegepast op kinderen omdat voor hen naar andere oplossingen wordt gezocht. De centrale wachtlijst is niet steeds de goede weg om de wachtende te registreren.

De vragen voor thuisbegeleidingsdiensten zijn niet opgenomen omdat hen was gezegd dat zij zich niet op de centrale wachtlijst moesten laten inschrijven. Bovendien is niemand verplicht om op die wachtlijst te staan. Men kon het gevolg ervan ook niet inschatten. Nu is dit anders. Er staan nu dus mensen in de kou die op de lijst hadden kunnen staan.

De omzendbrief heeft het over de problemen van de centrale wachtlijst, de thuisbegeleiding, de minderjarigen en de geïnterneerde mentaal gehandicapten. Er zijn voorzieningen die mensen met een zware urgentie toch opnemen. Het feit dat ze op een wachtlijst staan, wordt niet in aanmerking genomen. Bij de 1200 aanvragen tot urgente opname moeten er dus een 400-tal worden bijgeteld. Het zijn de mensen die op dit ogenblik in overtal in de verschillende instellingen zijn opgenomen. Op die manier worden deze mensen eigenlijk gestraft.

Het tweede punt betreft het bepalen van de urgentiegraad. We hebben allemaal de brief gekregen waarin sprake is van de Barthel-code. Er zijn twee groepen, namelijk de ernstig en zwaar mentaal gehandicapten met ernstige gedragsstoornissen en de groep licht mentaal gehandicapten. Hier zou bijkomend met de Barthel-index worden gewerkt. Het is een medisch model. Deze groep wordt niet onmiddellijk als zwaar zorgbehoevend aanzien, maar voelt zich toch gekwetst omdat zij niet in aanmerking kunnen komen. Hun handicap wordt niet als meervoudig of voldoende zwaar beschouwd.

De instellingen die mensen in overtal hebben opgenomen omwille van de urgentiegraad 1 en 2, worden nu gestraft. Men baseert zich op de cijfers die golden voor 1 juli 2001. Er is op een bepaald moment wel gezegd dat de meest behartenswaardige gevallen nadien ook mochten worden doorgegeven. Nadien zou gezegd zijn dat er zelfs niet voldoende geld was om de mensen voor 2001 verder te helpen. De minister heeft de verantwoordelijkheid doorgeschoven naar de instellingen en naar degenen die de rangorde op de wachtlijsten hebben uitgewerkt. Iedereen heeft deze verantwoordelijkheid naar best vermogen opgenomen. Dit mag even worden onderstreept.

Toen hier drie weken geleden over jeugddelinquentie werd gedebatteerd, heeft de minister verklaard dat er in de gesloten instellingen jongeren verblijven die daar niet thuishoren, maar eerder in de gehandicaptensector 13. Er moeten dus bijkomende plaatsen worden gecreëerd om de jongeren op de juiste plaats toe te wijzen. Als die jongeren niet op die centrale wachtlijsten staan, kunnen zij ook niet in het systeem worden opgenomen. De minister kan dus moeilijk jongeren in gesloten instellingen een andere plaats garanderen. Werd voor hen misschien in een andere regeling voorzien ?

Of heeft de minister nog andere plannen ? Toen ik gisteren naar huis reed, hoorde ik de minister in een radioprogramma haar oplossingen uiteenzetten. Ik bleef wel met de vraag zitten hoe het er concreet aan toe zal gaan. De minister wil een oplossing uitwerken via het persoonsgebonden budget. Zullen de uitverkorenen uit de wachtlijst tot de groep van 700 behoren ? Zullen ze een instelling kunnen aanduiden waar ze bij voorkeur naartoe willen ? Die instelling moet dan wachten op de nodige investeringsmiddelen vooraleer ze een bijkomende plaats kan creëren. Volgens de minister zal de instelling personeel ter beschikking stellen dat ter plaatse, bij de mensen zelf, hulp zal bieden. De ouders van kinderen met een handicap stellen echter dat men zich moet realiseren dat ze soms een opvang in een instelling verkiezen. Voor hen is het niet altijd draaglijk om het kind thuis op te vangen. Het voorstel van de minister biedt geen oplossing voor hen.

Verder moet de vraag worden gesteld waar dat bijkomend personeel vandaan moet komen. Gaat de minister ervan uit dat er een personeelsoverschot is ? Dat is niet juist. De werkdruk is hoog, en er is een personeelstekort. Wil de minister nieuw personeel aantrekken ? Maar waar wil ze dat personeel vinden ? Het is dus onduidelijk wanneer en van wie de eerste persoon op de wachtlijst die hulp zal krijgen. Er was ook bepaald dat die 770 miljoen frank zou dienen voor het persoonlijk assistentiebudget of PAB, waarvan 2.000 mensen zouden genieten, en voor de 4.000 opvangplaatsen in instellingen. Er dreigt een opbod tussen de twee formules, en men heeft daar schrik van.

De opvolging van de wachtlijsten is op dit ogenblik een probleem. Maar hoe zit het met de structurele oplossingen voor de problemen die ook na 1 juli zijn opgedoken en voortduren ? Hoe gebeurt de prioritaire toewijzing van plaatsen voor personen met een handicap ? Op welke wijze wordt dat besproken met de sector ? Wordt dat besproken met de zorgbehoevenden zelf ? Hoe zal het PAB-systeem worden toegepast ? Worden er werkingsmiddelen én de garantie op een uitbreiding met vastgelegde investeringsmiddelen toegewezen ? Als er volgend jaar VIPA-middelen ter beschikking staan, dan moet nu al worden bepaald wie wat zal krijgen. Zal men mensen die problemen hebben met de werking van het PAB begeleiden ?

In welke mate zijn er nog mogelijkheden om via de ambulante sector diensten te verlenen aan personen die minder zware zorg behoeven of gehandicapte personen ? Of blijven die mensen in de kou staan, zelfs als ze de urgentiecode 1 en 2 kregen ? Wat gebeurt er met mensen die na 1 juli op de lijst terechtkwamen, en urgentiecode 1, 2 of zelfs 3 of 4 kregen ? Ik kijk verder uit naar de cijfers in verband met de wachtlijst.

Mijn vragen over de structurele oplossingen mag de minister niet als een aanval op haar persoon zien. We zijn bondgenoten. De minister zegt geregeld dat het nooit genoeg zal zijn. Dat is volgens mij toch wel een fatalistische benadering. Laten we er samen voor vechten dat op veel vragen een bevredigend antwoord komt. In dat kader moeten mijn vragen worden gezien. Kan de minister duidelijkheid scheppen over de middelen voor het PAB en voor de personen op de centrale wachtlijst ? Volgens de minister zouden 700 personen een oplossing krijgen. Er is in 770 miljoen frank voorzien. Komen er daarnaast nog andere personen in aanmerking voor een PAB ? Krijgen ze een gedeelte van die middelen ? Eenvoudig gezegd, komt het neer op 1 miljoen frank per persoon ? Ik begrijp dat de minister de personen met de zwaarste handicaps uitkiest. Men zegt me wel dat die personen 1,2 tot 1,4 miljoen frank nodig hebben. Wordt in voldoende geld voorzien ?

Hoe zit het met de instellingen die vandaag op eigen verantwoordelijkheid en op eigen kosten personen met een handicap opvangen ? Soms schildert men de instellingen nogal negatief als bevoogdende instanties af. Toch zoeken ze dikwijls erg creatief naar middelen om te helpen. Vandaag voelen ze zich een beetje bekocht. Diegenen die daar vóór 1 juli mee bezig waren, zijn de klos. Wie daar na 1 juli mee begon of op basis van de wachtlijsten handelt, wordt wel financieel bijgestaan. Is de draagkracht van de instellingen groot genoeg om die bijkomende zorgtaken blijvend te verzekeren ? Moeten we die 400 bijkomende personen niet in de wachtlijst integreren ? Komen er oplossingen voor de bijzondere jeugdzorg en de jongeren in gesloten instellingen die eigenlijk tot de categorie van personen met een handicap thuishoren? Wanneer komen die er ?

De voorzitter : Mevrouw De Martelaer heeft het woord.

Mevrouw Ann De Martelaer : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega’s, ik wil hier enkele vragen van vooral informatieve aard stellen. Tijdens de bespreking van de begroting en de beleidsbrief hebben we vorig jaar afgesproken dat een gedeelte van de begroting in een potje zou worden gestoken en dat dit geld zou worden besteed voor het helpen van mensen die geen passend zorgaanbod krijgen.

In een omzendbrief van 21 december zijn alle erkende voorzieningen en de wachtlijstwerkingen van het bestaan van de task force op de hoogte gebracht. Hen werd gevraagd om mee te werken. De task force had een consensus bereikt over de principes en criteria voor prioritaire zorgtoewijzing. De uitgangspunten waren de urgentiecodes 1 en 2. Men maakt gebruik van de Barthel-schaal over de fysieke zelfredzaamheid en mobiliteit ven personen met een handicap. De centrale wachtlijstwerkingen moesten voor 31 januari een rapport bezorgen met een nominatieve lijst van wachtenden die aan de criteria beantwoorden. In de omzendbrief stelde de minister dat de prioritaire zorgtoewijzing in 2002 voor alle zorgvragers van toepassing wordt. Pas na zorgvuldige consultaties zou men definitieve beslissingen nemen. Daarom vond ik het vreemd dat er gisteren in de media allerlei berichten werden verspreid waarvan ik dacht dat het parlement zich daar eerst nog moest over buigen.

De centrale wachtlijstwerkingen hebben gegevens bezorgd aan het Vlaams Fonds. Ze hebben ook opmerkingen geformuleerd. Ik heb een aantal dossiers ingekeken, en ik vermoed dat er heel wat opmerkingen en evaluaties zijn binnengekomen. Criteria zijn nodig om vast te stellen met wie men begint. Men heeft gekozen om te werken met de Barthel-schaal, en om zich te richten op mensen met een zware handicap. Er zijn echter veel mensen met een licht tot gemiddelde handicap die worstelen met verwaarlozing, opvoedingsproblemen en andere problemen die niet onmiddellijk kunnen worden vertaald in een zware handicap. In de media komen vaak mensen met een zware handicap aan bod. Mensen die aan de rand van de maatschappij leven en ook ernstig gehandicapt zijn, treden minder voor het voetlicht.

Ik wil dat met een voorbeeld concreet maken. Het gaat over een persoon met de fictieve voornaam Bart. Op 18 juli 2000 voerden Bart en zijn broer een kennismakingsgesprek met iemand van de dienst. Hij was nog maar pas verlaten door zijn vriendin. Ze hadden enkele maanden samengewoond. Samen hadden ze alle spaarcenten opgemaakt. Bart zat zwaar in de put en verwaarloosde zijn appartement. Hij dreigde ook zijn werk te verliezen omdat hij ‘s ochtends niet meer uit zijn bed geraakte en geregeld ongewettigd afwezig was. De broer van Bart probeerde er de hand in te houden, maar was ten einde raad. Bart kwam op onze wachtlijst terecht. We verwezen hem door naar het OCMW voor budgetbegeleiding en voor verdere hulp omdat hij een depressieve indruk maakte.

Daarna ging het van kwaad naar erger. Bart verloor zijn werk, vergat te doppen en kreeg problemen met de huisbaas. In juli 2001 werd Bart uit zijn woning gezet. De huisbaas had gemerkt dat die volledig werd verwaarloosd en was naar de rechtbank gestapt. Niemand wist waar Bart naartoe moest, ook het OCMW niet. Barts ouders waren bejaard en niet in staat voor hun zoon te zorgen, en zijn broer wilde hem niet in huis nemen. Na veel geregel belandt Bart in een Leuvens opvanghuis, waar hij drie maanden mag blijven. Daarna moet er andere begeleiding komen. Onze diensten zorgden voor de verhuis en een oplossing voor het conflict met de huisbaas.

Bart woont nu terug alleen. We hebben een woning voor hem geregeld en proberen hem met onze beperkte middelen te begeleiden. Hij heeft opnieuw problemen met zijn budgetbeheer en de werkloosheidsadministratie. Om de situatie onder controle te houden, zijn twee wekelijkse bezoeken nodig, maar zolang we hem niet kunnen inschrijven, is dat onmogelijk. Als deze toestand voortduurt, zal de zaak waarschijnlijk weer uit de hand lopen.

Bart is een zwakbegaafde en psychisch labiele persoon. Hij voldoet niet aan de task force-criteria, maar heeft wel urgent hulp nodig. Zonder begeleiding kan hij onmogelijk zelfstandig wonen. Er zijn dus vormen van zware hulpbehoevendheid die niet door de task force-filter raken.

De diensten die moeten werken met de gegevens van de centrale wachtlijsten weten niet meer waar ze aan toe zijn. Er werden protocollen afgesloten met de provincies en er zijn bijkomende aanwervingen nodig, maar dat zal niet onmiddellijk gebeuren. Instellingen denken vaak in termen van bedden. Op die manier werken ze momenteel, maar er is vernieuwing nodig.

Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in de task force ? Hoeveel mensen met een handicap komen in aanmerking op basis van de Barthel-index ? Hoeveel personen met urgentiecode 1 of 2 werden tot nu toe niet opgenomen ? Welke problemen signaleren de provinciale wachtlijstwerkingen ? Op welke manier zult u verder werken met de geselecteerde dossiers en de mensen die uit de boot vielen ? Welk plaats- en beslissingsrecht heeft de persoon met een handicap ? Hoe kunnen zorgverstrekkers zich voorbereiden op de nieuwe evoluties ?

De voorzitter : Mevrouw de minister, dit is een kwestie van politieke geloofwaardigheid. Het gaat hier om de menselijke waardigheid. Er komen schrijnende toestanden voor. We kunnen de problemen natuurlijk niet oplossen met emotionele oproepen, maar de politieke beloftes moeten gestand worden gedaan.

Mevrouw de minister, staan de mensen die een PAB-budget hebben aangevraagd ook op de centrale wachtlijsten ? De provinciale gegevens van eind januari zijn naar verluidt onvolledig. Het was de eerste keer dat zo’n oefening werd gemaakt. Zal dit worden bijgestuurd ? Wordt rekening gehouden met de psychische kracht van het thuisfront ? Wat is het beleid ten aanzien van de niet-urgente gevallen ?

Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, collega’s, dit soort situaties is niet nieuw. Ik werd vroeger ook al aangesproken door mensen die geen oplossing meer wisten voor de persoon met een handicap waarvoor ze verantwoordelijk waren. We hebben de zaken nu bespreekbaarder gemaakt.

Vroeger was er geen enkele koppeling tussen investeringen in de sector en oplossingen voor de ernstigste gevallen. De wachtende hulpbehoevenden bleven in de kou staan. Ik heb voortgebouwd op de provinciale wachtlijsten, een initiatief van toenmalig minister Martens. Die verkeerden echter in een opstartfase. We hebben er in 2000 en 2001 hard aan moeten werken om de gewenste gegevens te pakken te krijgen.

Momenteel is er een grote dynamiek op gang gekomen. De sector neemt zijn verantwoordelijkheid. We hebben de juiste weg gekozen. Natuurlijk is daarmee alles nog niet opgelost, maar ik heb alle vertrouwen in de zorginstellingen. Ik doe een beroep op de sector om een oplossing te bieden voor de meest urgente zorgvragen.

De voorzitter : Op vraag van de minister geef ik het woord aan mevrouw Katherine Molleman, wetenschappelijk medewerker bij het Vlaams Fonds, en aan mevrouw Ann Vanden Abeelle, wetenschappelijk medewerker bij het Vlaams Fonds, die aan de hand van concrete cijfergegevens meer duidelijkheid zullen geven over de problematiek.

Mevrouw Katherine Molleman : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte commissieleden, er zijn dus twee wachtlijsten : de centrale wachtlijst die gebaseerd is op gegevens van de provincies, en de PAB-wachtlijst, waarvoor de aanvragen rechtstreeks bij het Vlaams Fonds worden ingediend. De meest recente informatie die werd opgenomen in de centrale wachtlijst dateert van juni 2001. Op deze lijst staan 3.775 personen met een handicap. De PAB-lijst telt ongeveer 2.000 wachtenden, op basis van de gegevens van begin 2002.

1.663 gevallen kreeg een urgentiecode 1 of 2, wat betekent dat ze binnen de maand of binnen de 6 maanden een oplossing moeten krijgen. Een vergelijking van de lijsten van eind 2000 en midden 2001 leert dat op die lijsten gedeeltelijk dezelfde namen staan. Dat betekent dat voor mensen die dringend moesten worden geholpen, er na 6 maanden nog steeds niets is gebeurd. Er blijven dus mensen hangen in de lijsten, wat wil zeggen dat er structurele tekorten bestaan.

439 van die urgent-zorgbehoevenden verblijven in instellingen die daardoor hun maximumbezetting overschrijden. Die lijst geeft een overzicht van de situatie in juni 2001. Uitgaande van dit structureel tekort hebben wij een simulatie gemaakt om de urgente vragen op te vangen. Wij hebben rekening gehouden met de prijs per eenheid die ons door het Vlaams Fonds ter beschikking werd gesteld. Op die basis hebben wij 1,4 miljard frank nodig om deze mensen te helpen, al dan niet via het creëren van nieuwe plaatsen.

Het probleem is dat er 1.663 nieuwe zorgvormen nodig zijn. Het beschikbare budget, 800 miljoen frank, maakt slechts 56 percent uit van het noodzakelijke budget voor de nieuwe zorgvormen. Er werd evenmin rekening gehouden met de PAB-wachtlijst, die ook nog vrij lang is. Er werd gezocht naar een pragmatische aanpak om met de middelen die er nu zijn de meest urgente vragen op te lossen. Ik verwijs opnieuw naar deze 1.663 personen met urgentiecode 1 en 2. Daar bestaat consensus over. Mensen met urgentiecode 3 bijvoorbeeld kunnen nog even wachten.

De task force werd in leven geroepen om de zwaarst gehandicapten uit de nood te helpen volgens een aantal objectieve criteria. De beschikbare gegevens uit de wachtlijsten vormen een leidraad voor de aard van de handicaps, maar betekenen niet uitsluitend het criterium. De zelfredzaamheid van de persoon moet als een bijkomend aspect worden aanzien.

Op basis van deze factoren zou men tot een nominatieve lijst van personen komen die in 2002 kunnen worden geholpen. Wij hebben de criteria op basis waarvan de personen zijn geselecteerd, op een lijst gezet. Vooreerst werden de personen geselecteerd die op de wachtlijst van 1 juli stonden geregistreerd. Er werd geen recentere lijst opgevraagd omdat we geen rechtstreekse band met de programmatie wilden suggereren. We gingen ervan uit dat de urgentiecodes eerlijke gegevens waren. We weten dat deze urgentiecodes nu beschadigd zijn. We weten hoe de sector reageert als er een bonus wordt aan vastgekoppeld.

Ernstige gedragsstoornissen zijn ook een zwaarwichtig gegeven. Een licht mentaal gehandicapte met ernstige gedragsstoornissen zou ook tot deze prioritaire categorie kunnen behoren. De task force heeft dat aspect naar voren geschoven als een belangrijk selectiecriterium. In de centrale wachtlijstwerking is de notie ‘ernstige gedragsstoornis’ nochtans altijd gedefinieerd als iets dat men niet iedereen mag toedichten. Hier gaat het om een fenomeen dat past in het concept ‘probleemgedrag’ waarover binnen de sector een consensus bestaat. Het gaat niet om psychische problemen, want daarvoor bestaat een aparte code.

Over sommige personen is bijkomende informatie nodig. Om dat te evalueren, gebruiken we de internationaal erkende Barthel-index, op basis van een vragenlijst die aan de persoon met een handicap wordt voorgelegd. Men peilt naar de zelfredzaamheid voor zeer elementaire dagelijkse handelingen zoals eten, drinken, wassen en zich aankleden. Als men niet maximaal scoort, heeft men eigenlijk al een ernstige handicap. We nemen de mensen met een score lager dan 50. Deze informatie wordt aan de provincies bezorgd.

Daardoor krijgen we een nominatieve lijst van 487 volwassenen en 64 minderjarigen met een Barthel index lager dan 50. Als gevolg van de centrale wachtlijstwerkingen hebben een aantal provincies geen informatie meegedeeld over de minderjarigen. Antwerpen is oververtegenwoordigd. Men moet er rekening mee houden dat het in- en uitstroomeffect bij minderjarigen groot is. De cijfers dateren van eind juni. Wellicht zijn in september veel jongeren van de wachtlijst verdwenen nadat ze een plaats hebben gevonden. De wachtlijst van volwassenen biedt daarom wellicht een iets beter inzicht in de structurele tekorten. De totale kostprijs bedraagt 643 miljoen frank, of bijna 16 miljoen euro.

Wat het PAB betreft, waren er begin 2002 2.000 wachtenden. 316 van de 2.000 kandidaten hebben een gedetailleerde aanvraag ingediend. Een multidisciplinair team schaalt de aanvragen in. 316 wachtenden werd een theoretisch budget toegewezen. Of dat ook een tastbare vorm krijgt, hangt af van de beschikbare middelen. Het totaal aan toegewezen theoretische budgetten bedraagt 6,5 miljoen euro.

We hebben op de PAB-wachtlijst een vergelijkbare selectie toegepast als op de centrale wachtlijst. De zwaarst gehandicapte personen werden eruit gefilterd. De prioritaire groep bevat 127 wachtenden. Om in hun behoeften te voorzien is 3,35 miljoen euro nodig.

Om de dringendste gevallen op de centrale wachtlijst te helpen is 15,9 miljoen euro nodig en voor die dringende gevallen op de PAB-wachtlijst is er 3,3 miljoen euro nodig. In totaal is dat 19,3 miljoen euro. De begroting voor Welzijn voorziet in dit budget.

De voorzitter : Mevrouw Molleman, ik dank u voor deze toelichting.

Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Werd er ook onderzocht wat de kosten zijn om andere doelgroepen te helpen, bijvoorbeeld de personen met een minder zware handicap ?

Minister Mieke Vogels : We hebben een politieke keuze gemaakt om in de eerste plaats de meest zorgbehoevende wachtenden te behandelen, zowel wat de centrale wachtlijst als de PAB-lijst betreft. Door de argumenten die we hebben gebruikt om meer geld los te krijgen van de regering, kon dat ook niet anders.

Mevrouw Ann Vanden Abeelle : Daarover bestaan zeker cijfers. Ze werden overgemaakt aan de raad van bestuur van het Vlaams Fonds. Ik heb ze nu echter niet bij me.

Minister Mieke Vogels : Ik zal ze bezorgen aan de commissieleden.

Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw Molleman, zijn er overlappingen tussen de centrale lijst en de PAB wachtlijst ?

Nog een bedenking : 316 aanvragen werden onderzocht en op de PAB-lijst gezet. Was de lijst misschien langer geworden als er meer aanvragen waren onderzocht ?

Mevrouw Katherine Molleman : De overlapping betrof slechts 13 personen.

De beschikbare gegevens betreffen het jaar 2000. Naarmate het PAB beter bekend raakt, komen er meer aanvragen.

De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.

Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, collega’s, de task force is inmiddels viermaal samengekomen, en heeft enkele fundamentele beslissingen genomen. Het belang van de centrale lijst is onderschreven. Mevrouw Molleman en mevrouw Vanden Abeelle hebben bewezen dat de studiedienst heel belangrijk werk heeft geleverd.

De bijkomende middelen van de Vlaamse regering zijn niet voldoende om de urgentiecodes 1 en 2 op te vangen. We hebben een selectie gemaakt van de meest zwaar zorgbehoevenden. 127 mensen krijgen een persoonsgebonden assistentiebudget, de dossiers van de 551 overigen worden overgemaakt aan de regionale overlegstructuren in de gehandicaptenzorg. Dat gebeurt in nauwe samenspraak met en op uitdrukkelijke vraag van de instellingen. Het ROG (Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg) legt een regionaal actieplan voor aan de centrale wachtlijstwerking vóór 22 maart. Daarin staan de namen van de mensen uit de regio die geselecteerd zijn, en de bijbehorende zorgvraag. We vragen hen of ze een oplossing kunnen bieden voor die personen.

Mevrouw Sonja Becq : Dat weet u toch zo, dat moet u toch niet aan het ROG vragen.

Ik heb bijvoorbeeld een lijstje waarop het aantal eenheden nursing stond vermeld.

Minister Mieke Vogels : Er zijn verschillende voorzieningen, en de partners zijn hiervoor op elkaar afgestemd. Zij kunnen een aanbod doen om een bepaalde capaciteit, bijvoorbeeld in de nursing, bij te creëren. We hebben gevraagd bijkomende inspanningen te leveren en creatief na te denken om vanuit het regionaal overleg oplossingen te zoeken. Ik denk bijvoorbeeld aan een heroriëntering van extramurale naar ambulante zorg, of aan een doelgroep begeleid wonen vervroegd laten uitstromen om residentiële capaciteit vrij te maken.

De voorstellen die vanuit het regionaal overleg worden gedaan, moeten worden getoetst. De gegevens worden naar de provinciale wachtlijstwerking doorgestuurd. Daar worden de gegevens vergeleken met de lijst van personen waarvoor een oplossing moest worden gevonden en degenen die uit het regionaal overleg werden voorgesteld. Er zijn soms regionaal overschrijdende oplossingen mogelijk.

Alles wordt uitgewerkt in nauwe samenwerking met onze inspectie om eventueel op korte termijn de regelgeving aan te passen zodat de zorg op maat uiteindelijk toch kan worden geleverd. Alle gegevens gaan naar het Vlaams Fonds en naar de leden van de raad van bestuur. Op basis van dit netwerk zullen de voorzieningen de bijkomende capaciteit moeten aanvragen. De regelgeving wordt dus niet veranderd. Het is de bedoeling de mensen vanaf nu een oplossing aan te bieden. Mensen die nursing nodig hebben, zullen in een eerste periode thuis worden geholpen omdat nursingcapaciteit niet onmiddellijk bijkomend kan worden gecreëerd als er eerst nieuwe infrastructuur nodig is. Zij weten dat zij binnen anderhalf jaar een plaats kunnen innemen, maar intussen worden ze thuis geholpen. Dit is mogelijk omdat we 800 miljoen frank bijkomende middelen hebben voor personeelsomkadering van nieuwe plaatsen in een dagcentrum of in nursing. Een nursingplaats kost 1,6 miljoen frank. De kost wordt voor een volledig jaar ingeschreven, maar al het bijkomend personeel wordt niet ineens ingeschreven. Het inrichten van een bijkomende plaats vraagt immers tijd. Het geld dat nog niet wordt besteed voor de bijkomende plaats, kan worden besteed om mensen aan te werven die deze personen in nood thuis begeleiden.

Mevrouw Sonja Becq : Het plan dat de minister vanuit het regionaal overleg verwacht, betekent dat een instelling kan zeggen dat zij een persoon die was doorgegeven aan de centrale wachtlijst, graag wil opvangen. De instelling krijgt van de minister het engagement voor bijkomend personeel en eventueel bijkomende infrastructuurwerken. Of moet de instelling eerst concreet nagaan of er nog plaats over is in het gebouw zelf of op de grond die ernaast is gelegen, waarna zij een contract kan afsluiten ? Dat is voor mij onduidelijk.

Verder rekent de minister er blijkbaar op dat er vervroegd residentiële capaciteit vrijkomt. Waarop baseert de minister zich ? Ik hoorde net dat er geen overlapping zou zijn tussen de PAB-wachtlijst en de centrale wachtlijsten. Heeft men de residentiële capaciteit dan wel echt nodig ?

Minister Mieke Vogels : De kost voor de 551 mensen, die zijn geselecteerd en ervoor kiezen om een opvangplaats te hebben in een voorziening, is volledig gebudgetteerd op het vlak van personeel. Voor die mensen wordt eventueel via het VIPA bijkomende infrastructuur gefinancierd. Als er bovendien nog bijkomende voorstellen zouden zijn om een groep te laten uitstromen, gelieve dit te melden. Dan kunnen misschien nog extra mensen, buiten die 551 bovengenoemde, worden geholpen.

Ik houd er geen rekening mee, maar ik ben ervan overtuigd dat er nog mogelijkheden zijn.

Mevrouw Katherine Molleman : Wij hebben een cliëntenregistratie van de voorzieningen gedaan tijdens de zomer 2000. Daar is gebleken dat in de bezigheidshomes heel wat mensen verblijven die slechts een zeer enkelvoudige, matige mentale handicap hebben, zeker geen meervoudige handicap. Deze mensen zouden naar beschermd wonen kunnen overstappen.

Het directiepersoneel van deze voozieningen zegt mij dat zij deze mensen niet laten doorstromen omdat er te weinig plaatsen voor beschermd wonen zijn of omdat zij niet weten waar deze mensen terechtkomen. Zij willen deze doorstroming zelf organiseren en op die manier plaats vrijmaken. Die evolutie willen wij stimuleren in de voorstellen die het regionaal overleg aanbrengt.

Als men ervoor zorgt dat de zorg gaat naar wie deze het meest nodig heeft, en dit zonder dat overbodige zorg wordt gegeven, dan kan men de meeste mensen helpen. Zo kan men meer mensen helpen dan de 550 personen op de wachtlijst.

Mevrouw Ann De Martelaer : Waar haalt men de middelen voor het beschermd wonen ?

Mevrouw Sonja Becq : Men heeft niet de middelen ter beschikking om de mensen die daarbuiten vallen, op te vangen.

Minister Mieke Vogels : Ik weet niet hoe dat in de toekomst zal verlopen. Misschien moeten we de toekomst voorbereiden en nu al toestaan dat de overlegorganen op zoek gaan naar mogelijkheden om in de toekomst beschermd wonen aan te bieden.

Mevrouw Ann De Martelaer : Zo kan men bij de opmaak van de begroting voor 2003 al de nodige middelen vrij houden.

De voorzitter : Men heeft het nu over 2003. Verbouwingen volgens de VIPA-procedure zijn niet op anderhalf jaar af te werken.

Minister Mieke Vogels : De middelen zijn nu al ingeschreven. De middelen voor wie nu een bepaald aanbod van nursing krijgt toegewezen, maar die pas binnen twee jaar ontvangt, zijn nu al in de begroting opgenomen.

Mevrouw Katherine Molleman : Het doorschuifeffect waarover de minister het had, kan onmiddellijk gebeuren. Als men vandaag de middelen voor iemand die op de nominatieve lijst staat als persoon die opvang in een bezigheidstehuis nodig heeft, gebruikt om plaatsen voor beschermd wonen te creëren, dan komt er onmiddellijk een plaats vrij in een bezigheidstehuis. Het lijstje kan creatief worden gebruikt. Het is immers veel gemakkelijker om plaatsen voor beschermd wonen te creëren, want dat kan in principe in elk huurhuis in de rij gebeuren. Zo komen plaatsen vrij voor mensen die meer intensieve hulp nodig hebben, en bereikt men meer en gebeurt dat vlugger dan wanneer men wacht op allerlei bouwprogramma’s.

Mevrouw Ann De Martelaer : Wie zal dat creatief proces begeleiden ? Veel directeurs verdedigen enkel hun eigen winkel.

Minister Mieke Vogels : Aan de basis is veel creativiteit aanwezig. Als er nog conservatieve directeuren zijn, dan zullen ze aan dat regionaal overleg actief moeten deelnemen als ze de trein niet willen missen. Wie zal dat begeleiden ? In eerste instantie kozen we voor de provinciale wachtlijstwerking, want daar is personeel beschikbaar. De instellingen zelf vragen echter uitdrukkelijk om via de regionale overlegstructuren te werken. Dat ligt immers dichter bij huis, en staat beter netwerkvorming toe. Op hun vraag wil ik dat proberen. De centrale wachtlijsten zullen alles centraliseren. Dit proces zal ook diegenen die wat passief blijven, activeren.

In elk geval wordt er voor de programmatie verder gewerkt met de wachtlijstwerking. Zo kunnen we ook meerjarenprogrammaties opstellen. We werken met wachtlijsten en urgentiecodes enkel voor de toewijzing van de nieuwe middelen ten belope van 800 miljoen frank, en vooralsnog niet voor de normale opvulling en het doorschuiven van plaatsen. Het is dus niet juist dat diegenen die vandaag nog niet op een wachtlijst staan, helemaal geen kans maken. De normale werking van de voorzieningen blijft bestaan. Of we in de toekomst de toewijzing koppelen aan urgentiecodes hangt af van de evaluatie. We zullen dit met alle partners evalueren : het Vlaams Fonds, de studiedienst, de centrale wachtlijstwerkingen, de regionale overlegstructuren. We zullen nagaan of we ermee doorgaan, hoe we de methodiek verfijnen en hoe we de vragen naar de persoonlijke-assistentiebudgetten verbinden met vragen aan de centrale wachtlijsten, enzovoort.

Het PAB-systeem heeft een enorme wachtlijst in het leven geroepen. Mevrouw Molleman heeft gezegd dat meer dan 300 personen die zijn geregistreerd op de wachtlijst ook werkelijk zijn ingeschaald. De anderen zijn dat nog niet. De uitvoeringsbesluiten van het PAB-systeem moeten strenger worden. We mogen niet de valse indruk wekken dat iemand die voor zijn eigen kind zorgt, een mantelzorgpremie kan krijgen. De draagkracht van de omgeving wordt mee in rekening gebracht om de graad van urgentie te bepalen. Gezien de grote noden is het nodig dat we bijzonder duidelijk zijn tegenover familieleden van personen met een handicap. Er zijn twee zaken waarmee rekening moet worden gehouden. Er is de zorgverzekering die kleine mantelzorgpremies geeft. En er is het PAB-systeem dat enorm gulle mantelzorgpremies genereert. We bereiden daarover een besluit voor, op basis van de bevindingen van de deskundigencommissie.

Mevrouw Sonja Becq : Hoe zit het met de voorzieningen met een teveel ? En hoe zit het met de Bijzondere Jeugdzorg en de gesloten instellingen, en met de jongeren die daar nog moeten uitstromen ?

Er is ook een structurele oplossing nodig voor de toekomst. Mijn vraag daarover hebt u nog niet beantwoord.

Minister Mieke Vogels : Ik heb daarop geantwoord dat dit geen eenmalige financiële injectie kan zijn. We hebben de wachtlijsten in beeld gebracht en verfijnd. De precieze zorgvraag werd erbij geformuleerd. Zoals gezegd, zijn er verschuivingen doordat we in het regionaal overleg een beroep doen op de creativiteit. Daarmee hebben we de wachtlijsten echter niet structureel weggewerkt. Dat was nu nog niet de ambitie, omdat het nog niet kon.

800 miljoen frank extra voor zorg is evenwel een enorm bedrag in vergelijking met wat er de vorige jaren in is geïnvesteerd. Het laatste jaar hebben we een enorme vooruitgang geboekt door het zichtbaar maken van de wachtlijsten en de problemen. De komende jaren moeten we daarmee aan de slag in een meerjarenprogramma dat ons moet toelaten de wachtlijsten zo snel mogelijk weg te werken.

De beslissing over de mensen in overtal was niet zo gemakkelijk. Het uitgangspunt is die som van 800 miljoen frank. De werkmethode van de task force is alleen daarvoor gebruikt. Als we in de eerste plaats mensen willen helpen die het na lang wachten niet meer aankunnen, en we beginnen met een voorafname op het budget van mensen die eigenlijk al een oplossing hebben maar in overtal zijn, dan kunnen we nog veel minder mensen helpen. Daarom hebben we ervoor gekozen de overtallen niet in die 800 miljoen frank mee te tellen.

Op termijn is dat natuurlijk onhoudbaar. In een meerjarenprogramma zullen we ze wel moeten verwerken. Nu hebben we er echter uitdrukkelijk voor gekozen ze niet mee te tellen.

Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Is het mogelijk dat er bij die mensen in overtal zijn met codes 1 en 2 ?

Mevrouw Sonja Becq : Neen, want voor hen is er een andere oplossing.

De voorzitter : Het probleem is dat ze niet in de lijsten staan.

Mevrouw Sonja Becq : Ze zijn onzichtbaar. Eigenlijk moet u die vierhonderd mensen nog toevoegen aan de codes 1 en 2.

Minister Mieke Vogels : Niet allemaal.

Mevrouw Katherine Molleman : In de lijst zien we dat het grootste aantal in overtal te vinden is in de dagcentra, namelijk 117 personen. Door de flexibiliseringsbesluiten is het begrip overtal in de dagcentra niet meer relevant. Ik heb het vermoeden dat dat hier misbruikt wordt. De voorzieningen wachten tot ze op het einde van het jaar weten hoeveel aanwezigheidsdagen ze hebben gepresteerd. Op het einde van de rit, als ze dan kijken naar hun mogelijke theoretische capaciteit, kienen ze het zo uit dat ze aan het bezettingspercentage komen dat ze moeten halen om hun subsidies niet te verliezen. Het aantal in overtal is dan puur theoretisch. Dat geldt enkel voor de dagcentra, maar het brengt een belangrijke nuance aan. Het gaat immers om 25 percent van de overtallen.

De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.

Minister Mieke Vogels : De uitstroom uit de gesloten instellingen voor bijzondere jeugdzorg is nog niet geïnventariseerd. We moeten daarvoor actieplannen opstellen. Niets zegt dat er geen bijkomende middelen kunnen worden gebruikt van het actieplan uitstroom uit de gesloten instellingen. Het is te vroeg om te zeggen dat er geen geld meer voor is.

De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.

Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, het is moeilijk een repliek te geven omdat het een technische materie is.

U komt met de verschillende centrale wachtlijsten samen toevallig uit de aantallen 487 en 64. Dat stemt overeen met 643 miljoen frank, zodat u net binnen het budget blijft. Is dat toevallig, of hebt u het zo georiënteerd ? Ik laat in het midden of dit een technische dan wel een politieke kwestie is.

Ik ben blij dat ik deze vraag heb gesteld, ondanks de goednieuwsshow van gisteren. U zei zonet dat we geen valse verwachtingen moeten creëren omtrent het PAB, maar dat is precies het gevoel dat ik gisteren kreeg toen ik u hoorde. U bracht het goede nieuws dat u een oplossing had voor 700 mensen, maar u zei er niet bij dat er geen oplossing was voor zoveel meer mensen die ook met een dringende vraag zitten. Als hun vraag niet dringend was, dan waren ze niet ingeschaald onder code 1 of 2.

U zei ook dat u nog niet toe bent aan het structureel wegwerken van wachtlijsten. (Opmerkingen van minister Mieke Vogels)

Ik heb letterlijk genoteerd wat u zei. U zei dat u er nog niet aan toe bent. Er moet nog gewerkt worden aan een structurele oplossing, want naast die 700 zijn er nog anderen. Eigenlijk zei u al in november van vorig jaar dat er 700 mensen een plaats gingen krijgen. (Opmerkingen van minister Mieke Vogels)

Ik kan dat aantonen met documenten. Vandaag herhaalt u dat. Wie dit op de radio hoort zeggen, denkt dat hij morgen een plaats krijgt. Nu weet ik echter dat die oplossing niet voor morgen is.

Het is geen goede politieke boodschap. Ik voorzie dat u opnieuw een show zult opvoeren over de eerste persoon op de centrale wachtlijst die zijn persoonlijk budget krijgt. Daarmee zult u opnieuw de verwachting creëren dat er voor iedereen een plaats is, en dat het allemaal in orde komt. Ik houd echter mijn hart vast. Uw antwoord op mijn vraag is slechts op een beperkte groep van toepassing. Voor die andere groep blijven de vragen bestaan.

We willen onze bezorgdheid over die grote overblijvende groep blijven benadrukken om u te steunen bij de budgettaire kant van de zaak. Die zal immers niet gemakkelijk zijn. Als er nog zoveel wachtenden overblijven, dan moet dat bij de volgende begrotingscontrole duidelijk worden gesteld.

Wat betreft de druk op de voorzieningen met mensen in overtal wil ik het niet hebben over dat aantal van 117, waarvan u zegt dat het wellicht het gevolg is van een techniek. Er zijn er nog anderen, ook mensen met een zware handicap. Er is een sterke druk om een blijvende oplossing te vinden.

Ten slotte nog een detail : ik vroeg u naar een oplossing voor jongeren in gesloten instellingen. Niet ik heb op interpellaties en vragen geantwoord dat we zouden zorgen voor een snellere uitstroom uit gesloten instellingen, en dat er een oplossing werd gezocht via de groep personen met een handicap. Niet ik heb laten uitschijnen dat er een oplossing bestond, u zei dat. Ik wilde nu alleen nagaan of er inderdaad een oplossing is.

U doet echter alsof. Die oplossing is er niet, ook niet voor een versnelde uitstroom van jongeren uit gesloten instellingen die eigenlijk thuishoren in de voorzieningen voor personen met een handicap.

Minister Mieke Vogels : Mevrouw Becq, die laatste opmerking laat ik voor uw rekening. Ik zal u die oplossing te gepasten tijde uitleggen, net zoals ik nu heb gedaan.

U kunt me alleen verwijten dat ik de wachtlijsten zichtbaar heb gemaakt en dat ik 678 mensen nog dit jaar een contract geef. Dat is tot nu toe niet gebeurd, en het was niet mogelijk. U kunt me verwijten dat ik het probleem zichtbaar heb gemaakt, maar het niet in twee tellen oplos. Mijn voorgangers hebben het niet zichtbaar gemaakt, maar hebben het laten verrotten.

We starten nu met een structurele oplossing om wachtlijsten weg te werken. Dat vergt een volgehouden inspanning, en ik dank u voor de steun die u me daarbij wilt geven in het parlement. Misschien had de vorige regering ook wat meer steun moeten krijgen om geld voor de gehandicapten te krijgen.

Mevrouw Ann De Martelaer : Het is belangrijk dat de commissie goed wordt geïnformeerd en dit proces kan volgen. Ik bedank mevrouw Molleman en mevrouw Vanden Abeelle voor de cijfers, en de minister omdat zij werk maakt van de wachtlijsten. Het probleem is groot. Ik ben bereid samen met de minister en de commissieleden naar oplossingen te zoeken om zo veel mogelijk mensen zo snel mogelijk te kunnen helpen.

Met redenen omklede moties

De voorzitter : Door mevrouw Becq en door mevrouw De Martelaer werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.

Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.

Het incident is gesloten.